Mijmeren over Messi
Messi.
Geen discussie. Messi is de best(e) voetballende tweevoeter ever.
Wat maakt hem zo goed, zo uniek?
Allereerst omdat hij juist nu weet te excelleren. Het huidige voetbal is zoveel professioneler, sneller, taktischer dan in de tijden van de Pelé’s, Cruijff’s, Maradona’s. Dat hij dik boven het topniveau uitsteekt, is een wonder, onaards. Je gelooft vaak niet dat het kan. Kind of magic.
Zijn fysiek stelt niets voor. Een schriel mannetje, een straatjochiekoppie. Van zijn spierbundels moet hij niet hebben. Zijn lichaam wijst eerder in de richting van een luie krantenbezorger. Dat hij zo zelden geblesseerd raakt – met al die aanslagen op zijn kappende pootjes- is een godswonder.
Wat ik zo mooi vind aan dit voetbalwonder zijn niet zozeer zijn technische vaardigheden. Die zijn ongelooflijk: de precisie, het tempo dat hij aan een bal meegeeft, het juiste effect, de balbehandeling, de touch. Allemaal even briljant.
Nee, het interessants vind ik zijn sluipmoordenaarsgedrag. De schijnbaar slapende python, de loerende steekmug, de kat voor de sprong.
Let op de momenten voor Messi de bal krijgt. Een slome duikelaar is hij. Hij lijkt te denken: doen jullie maar, ik effe niet. Zijn lichaam straalt ongeinteresseerdheid uit. Sjokken doet hij, niet echt vrijlopen, niet flink de stap erin, geen sprintje naar achter, voren, opzij. De anderen lopen vrij, hij niet. Hij loopt niet vrij. Door de collega’s staat hij gewoon vrij. Dat krijg je als je de spil van het spel bent. De as in een draaiend wiel.