Klimaatverandering aanpakken via het recht
Het eilandstaatje Palau heeft recentelijk juridisch advies ingewonnen voor een mogelijke rechtszaak tegen landen die verantwoordelijk zijn voor de hoge CO2-uitstoot. Het eiland dreigt namelijk kopje onder te gaan door de stijging van de zeespiegel, die een direct gevolg is van de opwarming van de aarde. Volgens de Paulaniers zijn zij het slachtoffer van de nalatigheid van andere landen om de klimaatverandering aan te pakken. Dr. Harm Dotinga, docent in het internationaal publieksrecht aan de Universiteit Utrecht en senior onderzoeker bij het NILOS, legt uit dat het vanuit juridisch oogpunt niet makkelijk is helderheid te verschaffen in dergelijke kwesties. Wie of wat moet er voor de rechter gedaagd worden? Kun je de nadelige gevolgen van klimaatverandering voor het ene land wel direct koppelen aan de hoge CO2-uitstoot in een ander land? Ondanks deze vragen meent Dotinga toch dat internationaal strafrecht een manier kan zijn om klimaatverandering aan te pakken.
Zachte verplichtingen versus harde eisen
Met de vorming van het UNFCCC in 1992 ontstaat er een raamwerk waarbinnen voor het eerst internationale afspraken op het gebied van klimaatverandering van kracht worden. De belangrijkste doelstelling voor de participerende landen was het maken van afspraken om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Deze afspraken waren echter ‘zacht’; landen waren zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de plannen en er werden geen concrete doelstellingen geformuleerd. Met het Kyoto-verdrag uit 1997 kwam daar verandering in. De landen die dat verdrag ondertekenden verplichtten zichzelf en elkaar om de totale emissie van broeikasgassen tussen 2008 en 2012 met ten minste 5 procent te verminderen ten opzichte van 1990. Daarnaast werd van de ontwikkelde landen verwacht dat zij een voortrekkersrol zouden spelen bij het bestrijden van de klimaatverandering, aangezien zij daar grotendeels verantwoordelijk voor zijn.