COLUMN - Kijkend naar de fantastische Netflix-serie Wild Wild Country, over het wedervaren van de Bhagwan-beweging in de jaren ’70 en ’80, viel me ineens iets op: wat waren die mensen slank! Niet alleen de aanhangers van de goeroe met de appelwangetjes, wier tengerheid wellicht valt toe te schrijven aan een ascetischer leefstijl, nee: vrijwel iedereen op de historische beelden in de serie, was ronduit slank. De dorpsbewoners van Antelope, de passanten in Portland, de advocaten, de boeren, de burgemeester, de politie, de journalisten – bijna allemaal waren ze aanzienlijk slanker dan de mensen die je nu ziet.
We worden allemaal langzamerhand dikker, al een halve eeuw lang.
En zoals bijvoorbeeld wetenschapsjournalist Gary Taubes betoogt: het probleem zit ’m vrijwel zeker niet in de klassieke inname- en verbruikstheorie. Die theorie zegt: we eten tegenwoordig te veel en bewegen te weinig; willen we weer afvallen, dan is het derhalve zaak om meer te bewegen en minder calorieën te eten.
Taubes toont vrij overtuigend aan – en baseert zich daarbij ook op onderzoeksgegevens van de voorstanders van deze theorie – dat zowel meer bewegen als minder (of ‘gezonder’) eten maar zelden tot langdurige gewichtsafname leidt. Bovendien laat hij zien dat er gerede kans is dat, anders dan het dogma wil, obesitas niet de oorzaak is van volksziektes zoals diabetes, maar dat zwaarlijvigheid en suikerziekte twee verschillende gevolgen zijn van een en hetzelfde probleem: een verstoord metabolisme.