COLUMN - Het gebeurt me niet vaak dat ik tijdens het kijken naar de witter-dan-witte Italiaanse televisie aan Quinsy Gario moet denken, maar gisteravond overkwam het me dan toch. Een feuilleton van de RAI waar ik me ook vorig jaar al aan zat te ergeren, Questo Nostro Amore, was de aanleiding. Ik voelde vorig jaar al dat er iets scheef zat en eindelijk viel gisteravond het kwartje.
Kort verteld is Questo Nostro Amore het verhaal van twee families – een lokale familie en een familie uit Sicilië – eind jaren zestig, begin jaren zeventig in Turijn. So far, so good. Nu wil het geval dat vorige week de komiek Luciana Littizzetto uit dezelfde stad vijftig is geworden en daarvoor werd zij uitgebreid gefeliciteerd in een filmpje met straatinterviewtjes en een babbeltje van de burgemeester. Alles ondertiteld, want het dialect van Turijn is nagenoeg onverstaanbaar.
Maar wie praten er met een zwaar dialect in de serie? Alleen de Sicilianen. De Turijnse familie spreekt keurig Italiaans, en het zijn ook nog eens verstandige, kalme, goed geklede en – naar de maatstaven van 1970 – moderne types. De Sicilianen komen rechtstreeks uit de jaren vijftig, zijn morsig, driftig, impulsief en dommig – en het meest stuitende is nog wel een zekere onderdanige kruiperigheid jegens hun Turijnse buren.
Natuurlijk wordt dit beeld ietwat gecorrigeerd: de oudste zoon van de Sicilianen blijkt een kalme en lieve jongen te zijn, en een van de twee jongere zoons gaat naar het lyceum – de eerste in zijn familie die dat bereikt, wordt er dan nog bij gezegd. Maar het voelt allemaal een beetje gekunsteld, een beetje token, een beetje ze-zijn-niet-allemaal-zo. En dat maakt de zaak wat mij betreft alleen maar erger.