Waarschuwing: dit is een zuur stukje.
Mijn jongere broers hadden een Super Nintendo met Street Fighter II. Zo een karatespel waarbij je met jouw poppetje het andere poppetje in elkaar moet beuken. Door toetsen in de juist volgorde in te drukken kon je speciale, extra harde slagen en trappen maken. In het bijbehorende boekje stond allemaal keurig in het Nederlands uitgelegd hoe dat moest. Eén van die speciale beweging was ‘de wervelwindschop’. Ik vond dat een mooie term, zo met die alliteratie, maar mijn broertjes ergerden zich er helemaal dood aan. Die hielden stug vast aan ‘hurricane kick’.
Die scheiding der geesten zette zich door. Zelf speel ik nooit meer computerspellen, maar mijn broers zijn aangeland bij de Playstation 3. Waarop ze geen spellen spelen, maar ‘gamen’.
Wat me in het gedeelte van dit blog met een zeer lage pH brengt: ik vind die samenstellingen met ‘game’ minstens net zo lelijk als mijn broertjes destijds die ‘wervelwindschop’. Wat is er in hemelsnaam mis met ‘spel’ of ‘computerspel’? Ik kan het je zo vertellen: niets. Deze termen voldeden ook tot ver in de jaren negentig.
Het was rond deze tijd dat computerspellen vervelend begonnen te worden. De industrie werd volwassen. Er ging meer tijd en geld in de ontwikkeling van spellen zitten en dat leidde tot conservatisme. Computerspellen begonnen steeds meer op slechte Michael Baystijl Hollywood blockbusters te lijken: veel ontploffingen, weinig leuke ideeën en langdradig. Daar hoort ook van die lelijke taal bij met veel overbodige Engelse termen om het gebrek aan ideeën achter te verbergen en zo begonnen ‘game’, ‘gamer’ en nog veel lelijkere samenstellingen als ‘gamesmedia‘ aan hun opmars.