Dit is een gastbijdrage van Ton Noorhoff.
Met de immigratie van moslims kwam het vraagstuk van hun integratie. De politieke partijen in het midden -christendemocraten, socialisten en liberalen, samen goed voor een meerderheid- besloten daarom hen binnen boord te halen door positieve discriminatie bij verkiezingen en benoemingen. Voor moslims was dat aantrekkelijk, want zo hoefden zij geen eigen partij te beginnen om dat te bereiken, alleen een coördinerend netwerk tussen die partijen was daarvoor nodig. Het levert hun een invloed die zelfs groter is dan die van een zichtbare partij –met een omvang gebaseerd op hun aantal- zou kunnen zijn.
Maar inmiddels gaan de nadelen van deze strategie de voordelen overtreffen. Zo’n nadeel is dat zij, eenmaal in functie, hun eigen agenda hebben, loyaal aan hun eigen achterban c.q. voorkeursstemmen. Zo doende zijn zij geen deel van de oplossing geworden, zoals gehoopt, maar deel van het probleem gebleven. Integratie is immers, wat hun betreft, niet de aanpassing van een minderheid aan de meerderheid, maar andersom. Overigens was het heel naief van die partijen om dat niet te voorzien.
Daarom proberen de middenpartijen nu, ieder voor zich, die elementen waar zij het mee eens zijn tegen de andere partijen in te zetten. Zo gebruiken de christendemocraten de visie van moslims op schepping, godslastering en samenleving tegen de liberalen en de socialisten, terwijl die op hun beurt het terugdringen van dominante christelijke symbolen, opvattingen en organisaties in het openbare leven wel kunnen waarderen.