De kabinetsplannen over naturalisatie en inburgering
ANALYSE - van Betty de Hart en Ricky van Oers
Zoals eerder aangekondigd in het hoofdlijnenakkoord, bevat het regeerprogramma van het kabinet Schoof meerdere plannen die betrekking hebben op naturalisatie en nationaliteit die, bij elkaar genomen, de toegang tot het Nederlanderschap zullen bemoeilijken en het verlies van Nederlanderschap makkelijker maken. Verblijfblog geeft een overzicht van deze plannen, de juridische knelpunten en verwachte effecten (eerder verschenen bij Verblijfsblog).
De naturalisatietermijn
Allereerst is er het voornemen om de standaardtermijn voor naturalisatie te verlengen van de huidige vijf jaar naar tien jaar: een verdubbeling dus. In de huidige Rijkswet op het Nederlanderschap is bepaald dat de naturalisandus (degene die wil naturaliseren) “tenminste sedert vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek in het Europese deel van Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten of de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, toelating en hoofdverblijf heeft” (8 lid 1 sub c RWN). Afwijkende, kortere termijnen dan deze vijf jaar gelden onder meer voor personen die met een Nederlander zijn gehuwd of samenleven en voor oud-Nederlanders, en voor personen die gedurende tien jaar op het grondgebied van het Koninkrijk toelating en hoofdverblijf hebben gehad (art 8 lid 2 t/m 5 RWN). Het gaat hier om de termijn van verblijf voordat een naturalisatieverzoek kan worden ingediend. Daarnaast geldt er een wettelijke beslistermijn van een jaar waarbinnen de IND op een naturalisatieverzoek moet hebben beslist. In bijna alle gevallen (98%) wordt deze beslistermijn gehaald. Vervolgens moet de naturalisandus verplicht deelnemen aan een door de gemeente georganiseerde naturalisatieceremonie en daar een verklaring van verbondenheid ondertekenen. Pas dan is de naturalisatie een feit.