Wie alles herdenkt, herdenkt in feite niets, en dus herdenk ik vanavond alleen de Tweede Wereldoorlog.
Vandaag is het precies 65 jaar geleden dat het Derde Rijk capituleerde. Reden genoeg voor een feestje (morgen) en een plechtige herdenking aan de verschrikkingen van het nazi-regime (vandaag). Tot 1961 herdacht men alleen de Nederlandse doden in de Tweede Wereldoorlog. Pas later kreeg Nationale Dodenherdenking een mondiaal karakter.
Op de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei lezen we: “Tijdens de Nationale Herdenking herdenken wij allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.”
Uit onderzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei blijkt dat een overweldigende meerderheid van de ondervraagden (67 procent) het stilstaan bij de gevolgen van oorlog, zowel vroeger als nu, het belangrijkste vindt. Ik hoop dat ik niemand voor de schenen schop die een geliefde heeft verloren in de Afghanistanoorlog, maar ik doe daar niet aan mee. In de eerste plaats is de grens van 10 mei 1940 nogal arbitrair. Waarom herdenken we de jongens bij de Somme en Verdun niet? Of de slachtoffers van Bommen Berend, de Gulden Sporenslag of de uitgeroeide Kelten van Gallië?
De reden hiervoor valt wel te geven: de eerste dodenherdenking was op 9 mei 1945 in Amsterdam en herdacht alleen de Nederlandse slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Pas later heeft men – uit politiek correcte overwegingen vermoed ik; ze wilden de slachtoffers van het Japanse regime en de (Nederlandse) slachtoffers van de politionele acties niet uitsluiten – besloten om de grenzen vanaf 1940 op te rekken. Wie daarvoor stierf is vergeten, wie daarna stierf wordt herdacht.