ANALYSE - Britse universiteiten komen af en toe met mooie cadeautjes. Op mijn bureau ligt zo’n geschenk, dit keer zelfs aan de hele Britse samenleving. De Regent’s University besloot het Britse volk een 244 pagina’s tellend rapport cadeau te doen, waarin deskundigen proberen vast te stellen wat nu de ‘Costs and Benefits’ van Europa voor het Britse eiland zijn. 23 deskundigen, sommigen vanuit de praktijk en anderen vanuit universiteiten, schreven korte essays over 23 onderwerpen van transport tot en met politiesamenwerking, van de Londense City tot en met de visserij.
Aardig is al de eerste vaststelling dat de Britse nettobijdrage aan de EU nog geen 1 procent is van de totale Britse overheidsuitgaven. Dit om maar aan te tonen dat ‘Brussel’ niet zo’n alles opslurpende moloch is, zoals de Britse populaire pers graag wil doen geloven. ‘Brussel’ geeft nog geen zesde uit van wat ‘Londen’ uitgeeft en van dat bedrag vloeit nog een forse portie terug naar de lidstaten.
Ik ben allereerst geïnteresseerd in ontwikkelingssamenwerking, een hoofdstuk van Mikaela Gavas, programmamanager EU bij van een van de meest invloedrijke denktanks op het terrein van ontwikkelingssamenwerking, het Overseas Development Institute in Londen. Sommige lidstaten – die weinig hulp geven, zoals Griekenland en Italië – geven meer dan de helft van hun ontwikkelingshulp via Brussel. Collega’s in Washington zien dat als een blijk van ‘ontwikkelingsvriendelijkheid’, maar het is natuurlijk slechts uitdrukking van een laag hulpbudget, gecombineerd met verplichte lidmaatschapsbijdragen. Bij Luxemburg en Zweden ligt het percentage dat naar Brussel gaat onder de 10 procent.