Lange tijd heeft het verbod op godslastering in Nederland in de juridische wachtkamer gestaan. Omdat in de meeste Westerse landen nog nauwelijks tegen wordt opgetreden, is de gedachte ontstaan dat het wel geschrapt zou worden. Maar eergisteren vernamen we van D66-er Boris van der Ham, die het van de VVD vernomen had, dat het verbod op godslastering niet uit het wetboek wordt geschrapt. Met dank aan de SGP.
Nog een paar jaar geleden leek Nederland een van die weinige landen te gaan worden waar de vrijheid van meningsuiting een absolute status zou krijgen. De liberalen richtten speciaal daarvoor een zaaltje in. Columnisten en cartoonisten moesten vooral blijven melden wat ze te melden hadden, en op de wijze die ze daarvoor nodig vonden. In 2009 werd door niemand minder dan toenmalig VVD-leider Rutte zelfs de suggestie gedaan om ook Holocaustontkenning toe te staan. Ach, waar een overmoedig land groot in kan zijn: proefballonnen blazen.
Ik ben blij en verheugd dat de SGP het gekoesterde verbod op de godslastering heeft weten te behouden. Voor hoelang is maar de vraag, maar ik hoop voor zolang als nodig is. En daar heb ik twee goede redenen voor.
De eerste reden is van principiële aard en vloeit voort uit het besef dat alle mensen voor de wet gelijk zijn. Je kunt niet de kwetsbaarheid van de ene groep boven die van de andere plaatsen. Meten met twee maten, weet u wel? Ik bedoel dat we het loochenen van de Holocaust niet anders moeten wegen dan het loochenen van God.