In de het vorige deel in deze serie over de eurocrisis heb ik laten zien dat bezuinigen en hervormen verkeerd uitpakt: de werkloosheid in de eurozone is nu veel hoger dan in andere geïndustrialiseerde landen. In dit deel kijk ik naar de gevolgen van de euro op de handel tussen de eurolanden.
‘Ergens in Frankrijk loopt een grens, de knoflookgrens’, kopte Trouw een jaar geleden heel fraai. Deze grens splijt Europa en is onoverbrugbaar zeggen de eurosceptici.
Daar tegenover staat de politieke elite, die haar lot verbonden heeft met het slagen van de euro: als het zuiden maar genoeg hervormt dan lukt het wel, stellen zij. Het zijn herstelbare ‘weeffouten’, volgens Jeroen Dijsselbloem.
Eén zo’n weeffout is het grote verschil in concurrentiekracht tussen ‘zwakke’ en ‘sterke’ eurolanden. De eurocrisis wordt bestreden door de economie in deze landen te hervormen om deze zo competitiever te maken.
Vandaag bekijk ik of het , na vier jaar hervormen, is gelukt om de verschillen kleiner te maken.
Weeffouten zichtbaar maken
Hoe groot de verschillen tussen noord en zuid zijn is duidelijk te zien aan de handelsbalans van de eurolanden. De industrie in Zuid-Europa is onvoldoende concurrerend, waardoor de Zuid-Europese landen meer invoeren dan dat zij exporteren: