Gastredacteur Steeph neemt de europese grondwet paragraaf-voor-paragraaf voor u door en voorziet deze van zijn eigen commentaar. De volledige serie is te vinden op zijn eigen log:
Daily Dose of EU Constitution (Steeph’s Blog).
Quote du Jour: “Heel veel woorden om te vertellen dat je naar een situatie wilt waarin alle lidstaten dezelfde regels voor de handelspolitiek gebruiken. “
Deel III: Beleid en werking van de Unie (vervolg)
Titel V – Extern optreden van de Unie (vervolg)
Hoofdstuk III – Gemeenschappelijke handelspolitiek
III-314 Douane-unie
Door de oprichting van een douane-unie, overeenkomstig artikel III-151, levert de Unie in het gemeenschappelijk belang een bijdrage tot een harmonische ontwikkeling van de wereldhandel, tot de geleidelijke afschaffing van de beperkingen voor het internationale handelsverkeer en voor buitenlandse directe investeringen, en tot de vermindering van de douane- en andere belemmeringen.
Het is nogal bot om (in een grondwet) te verklaren dat makkelijker internationale handel “in het gemeenschappelijk belang” is. Daar heb ik ook duidelijk een andere mening over.
Het voelt een beetje alsof er 1 lobby erg actief is geweest en veel aandacht heeft gekregen van de schrijvers van de grondwet. Eenzijdig.
III-315 Gemeenschappelijke handelspolitiek
1. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name aangaande
– tariefwijzigingen,
– het sluiten van tarief- en handelsakkoorden betreffende handel in goederen en diensten, en
– de handelsaspecten van intellectuele eigendom,
– de directe buitenlandse investeringen,
– het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen,
– de uitvoerpolitiek, alsmede
– de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies.
De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gevoerd in het kader van de beginselen en doelstellingen van het externe optreden van de Unie.
2. Bij Europese wet worden de maatregelen vastgesteld die het kader voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie bepalen.
3. Bij de onderhandelingen over en sluiting van akkoorden met een of meer derde landen of internationale organisaties, is artikel III-325 van toepassing, behoudens de bijzondere bepalingen van dit artikel.
De Europese Commissie doet aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Unie.
De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité dat door de Raad is aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het bestek van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt aan het speciaal comité en het Europees Parlement regelmatig verslag uit over de stand van de onderhandelingen.
4. Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van de in lid 3 bedoelde akkoorden besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende de handel in diensten en betreffende de handelsaspecten van intellectuele eigendom en betreffende buitenlandse directe investeringen besluit de Raad met eenparigheid van stemmen voorzover het akkoord bepalingen bevat die met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld wat interne voorschriften betreft.
De Raad besluit ook met eenparigheid van stemmen ten aanzien van de onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden betreffende:
a) de handel in culturele en audiovisuele diensten, indien deze akkoorden afbreuk dreigen te doen aan de verscheidenheid aan cultuur en taal in de Unie;
b) sociale, onderwijs- en gezondheidsdiensten wanneer het gevaar bestaat dat deze akkoorden de nationale organisatie van die diensten ernstig dreigen te verstoren en afbreuk dreigen te doen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten om die diensten te leveren.
5. Op de onderhandelingen over en de sluiting van internationale akkoorden betreffende vervoer zijn de bepalingen van titel III, hoofdstuk III, afdeling 7, alsmede artikel III-325, van toepassing.
6. De uitoefening van de bij dit artikel verleende bevoegdheden op het gebied van de gemeenschappelijke handelspolitiek laat de afbakening van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten onverlet en leidt niet tot enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijke regelingen van de lidstaten voorzover de Grondwet een dergelijke harmonisatie uitsluit.