Inkomensongelijkheid is slecht en het bewijs hiervoor is sterk.
Vele discussies over economie op Sargasso focussen zich uiteindelijk op hoe een maatschappij ingericht dient te worden: met een sterk sociaal vangnet en weinig ongelijkheid of omgekeerd? De eerste dag van het nieuwe jaar bracht mij in de vorm van de column van Nicholas Kristof in de New York Times het goede nieuws dat mij al een jaar ontgaan was. Vorig jaar is er een studie uitgekomen “The Spirit Level: Why Equality Makes Societies Stronger” van Wilkinson en Pickett. In dit boek wordt op basis van een overweldigende hoeveelheid statistisch bewijs door deze twee epidemiologen vastgesteld dat maatschappijen van ontwikkelde landen die meer gelijkheid kennen het op vrijwel alle sociale indicatoren beter doen.
Dus of het nu gaat over het aantal moorden, tienerzwangerschappen, geesteszieken, gevangenen, alcoholgerelateerde doden, mensen met overgewicht of het gemiddelde niveau van genoten onderwijs, hartfalen, levensverwachting, kindersterfte, geluk, innovativiteit en sociale mobiliteit: op al deze vlakken doen landen waar het inkomen meer gelijk is verdeeld het beter dan landen waar de ongelijkheid groot is. In andere woorden Scandinavië en Japan doen het het best, dan volgen Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en de rest van West-Europa en onderaan staan de V.S., G.B., Portugal en (meestal) Singapore. Sterker nog deze correlatie geldt net zo goed voor Amerikaanse staten onderling. Hoe ongelijker het inkomen verdeeld is, hoe slechter staten het doen op alle belangrijke sociale indicatoren. Opmerkelijk genoeg geldt dit niet alleen voor degenen aan de onderkant van een meer ongelijke maatschappij, maar net zo goed voor degenen aan bovenkant. (Belangrijkste grafieken uit het boek.)