Kunnen we algoritmes maken die niet uitsluiten?

van Rosa van den Dool. Met het toeslagenschandaal werd nogmaals duidelijk dat data en datatechnologieën niet neutraal zijn en kunnen discrimineren, net als mensen. Hoe kunnen we dit soort data-onrechtvaardigheid de das omdoen? De Nederlandse overheid verzamelt grote hoeveelheden privacygevoelige data van en over burgers. Wat er vervolgens met deze gegevens gebeurt is niet altijd zichtbaar, maar kan wel grote impact hebben op ons levenWanneer ik inlog op de website van de Belastingdienst om belastingaangifte te doen, schrik ik van de hoeveelheid informatie die over mij in het systeem staat: de overheid weet beter wat ik dit jaar heb verdiend dan ikzelf. Algoritmen helpen overheidsinstanties omgaan met de oneindige stroom aan binnenkomende data. Deze computerprogramma’s bepalen vervolgens op basis van jouw gegevens of jij bijvoorbeeld in aanmerking komt voor een steekproef, waarmee ze checken of je wel genoeg belasting betaalt of wel recht hebt op huurtoeslag. Heel efficiënt, maar hieraan kleeft ook een keerzijde: algoritmes die gebruikt worden om informatie te sorteren en verwerken zijn niet neutraal en kunnen discrimineren. Of jij dus wordt uitgekozen voor een steekproef, kan zomaar worden bepaald op basis van je naam of de buurt waarin je woont. Discriminerende technologie Cultuur- en mediawetenschapper dr. Gerwin van Schie (UU) onderzoekt hoe het gebruik van data en algoritmen kan leiden tot discriminatie en onrechtvaardigheid in Nederland. “Als je wordt geboren in Nederland, melden je ouders je aan bij de gemeente en komen je gegevens terecht in de databases van de overheid. Je leeftijd wordt geregistreerd, maar bijvoorbeeld ook je geboorteland én het geboorteland van je ouders.” Waarom is dit problematisch? Een voorbeeld dat dit illustreert is de Leefbarometer: een online tool van het ministerie voor Binnenlandse Zaken die voorspelde in hoeverre een buurt ‘leefbaar’ was. Persoonsgegevens over geboorteland werden gebruikt als meetinstrument voor kwaliteit en veranderden zo in een voorspeller voor de leefbaarheidsscore. Wanneer er in een wijk dus veel mensen woonden met ouders die in het buitenland geboren zijn, werd die wijk als minder ‘leefbaar’ bestempeld. Pas sinds begin 2022 is het CBS overgegaan op een nieuwe indeling, waarin minder bepalend is waar iemands ouders vandaan komen, en meer bepalend waar iemand zélf geboren is. Dit betekent dus dat overheidsinstanties nog steeds data over je achtergrond kunnen gebruiken om een onderscheid te maken tussen groepen mensen, buurten of steden. Datadialoog Data-discriminatie komt niet voort uit racistische overheidsmedewerkers die meer ongelijkheid willen creëren of bepaalde bevolkingsgroepen het leven zuur willen maken. Het is het gevolg van een manier van denken die sterk is verweven met de Nederlandse cultuur. Volgens Van Schie speelt cultuur een grote rol in het bepalen waar we data over verzamelen en waar niet. “Als je wil weten wat de etnische samenstelling van de gevangenispopulatie in Nederland is, kun je naar het CBS en vind je het zo. Maar als je iets wil weten over de diversiteit in hoogleraren in Nederland, zijn daar geen gegevens over.” Systemen als de Leefbarometer zijn dus niet neutraal of objectief, omdat mensen met een bepaalde culturele blik zélf de categorieën in zo’n systeem bedenken. Het afnemen van een culturele bril gaat niet vanzelf, maar vergt aandacht. Hoe lossen we dit op? Hoogleraar Inlichtingen en Recht prof. mr. Jan-Jaap Oerlemans (UU) pleit voor meer dialoog en openheid over de manier waarop overheidsinstanties met gegevens omgaan. Hij ziet dat steeds meer overheidsinstanties gegevens over burgers verzamelen. Maar hoe ver mogen ze hierin gaan? “Deze vraag wordt vaak niet genoeg publiekelijk besproken. Dat moeten we wél doen,” zegt Oerlemans. Hij legt uit dat er te weinig toezicht is en dat adequate wetgeving eigenlijk nog ontbreekt. Hierdoor kunnen overheidsinstanties te ver gaan bij het verzamelen van inlichtingen en is het soms bijvoorbeeld niet duidelijk wat er met niet-gebruikte gegevens gebeurt. Ook ethicus mr. dr. Bart Wernaart benadrukt het belang van het voeren van het gesprek over de datahonger van overheidsinstanties. Hij legt uit dat datatechnologie een prominentere plek op de publieke agenda nodig heeft. Er bestaat namelijk een zogenaamd democratisch deficit als het hierom gaat: “Technologie speelt nauwelijks een rol in de verkiezingen en de politiek, terwijl het een grote rol speelt in ons leven.” Om dit probleem aan te pakken en te kunnen bepalen wat overheidsinstanties wel en niet mogen doen met persoonsgegevens, moet er volgens Wernaart eerst iets gebeuren met de gevoelens in de samenleving. “Je kunt niet wachten tot de wetgeving er iets mee doet: dan ben je te laat.” Dit artikel vercheen eerder bij Studium Generale Utrecht.

Foto: Conspiracy , Señor Supersol2016, CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons.

Complotdenken in Nederland en Europa

ANALYSE - van Daniël van Wijk, Maria Eismann en Aart C. Liefbroer

Aan de hand van de grootschalige, representatieve en internationaal vergelijkbare enquêtedata van de European Social Survey laten NIDI-onderzoekers zien dat er grote verschillen bestaan binnen Europa in de steun voor complottheorieën. Eerder verschenen bij Stuk Rood Vlees.

Sinds de start van de coronapandemie is er veel aandacht voor het geloof in complottheorieën, zowel in de wetenschap als in de media en het maatschappelijk debat. Inmiddels is er redelijk wat bekend over de achtergronden en gevolgen van complotdenken. Waar minder over bekend is, is de mate waarin inwoners van verschillende landen complottheorieën ondersteunen. In dit artikel laten wij zien dat er grote verschillen bestaan binnen Europa in de steun voor complottheorieën. Hiervoor gebruiken we de grootschalige, representatieve en internationaal vergelijkbare enquêtedata van de European Social Survey (ESS). We bekijken drie stellingen over complottheorieën die zijn toegevoegd in Ronde 10 van de ESS, waarvoor de data – verzameld tussen 2020 en 2022 in een groot aantal Europese landen – recent beschikbaar zijn gekomen. Eerst onderzoeken we in hoeverre Nederlandse respondenten het eens zijn met elk van deze stellingen, daarna plaatsen we Nederland in de bredere Europese context door deze aantallen te vergelijken met een selectie van Europese landen.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Ivan Radic (cc)

We moeten het meer hebben over datasolidariteit

DATA - Het debat over het delen van persoonsgegevens gaat al te vaak over privacy, menen Daniel Kapitan en Egge van der Poel. Volgens de twee docenten/adviseurs moeten we het meer hebben over de maatschappelijke waarde van data delen, over datasolidariteit.

Privacy domineert nog steeds het debat rondom het delen en hergebruik van persoonsgegevens, zoals blijkt uit de discussie rondom het verstrekken van vaccinatiegegevens door het RIVM aan het CBS. Maar privacy is het probleem niet.

Maxim Februari schreef tijdens de eerste lockdown al dat het een ‘gruwelijk misverstand’ is om te denken dat databescherming om privacy van een individu gaat. Het gaat niet om een afweging tussen het private belang van privacy en het maatschappelijke belang van – in het geval van COVID – een draaiende economie en een gezonde bevolking.

Betrouwbaar data (her)gebruiken

Het echte vraagstuk is dat wij als maatschappij zoeken naar een betrouwbare en eerlijke manier om data te gebruiken en hergebruiken als collectief goed. Op Europees niveau wordt gewerkt aan wetgeving die zulk hergebruik van data mogelijk moet maken. Het feit dat de lopende consultatie duizenden pagina’s aan reacties heeft opgeleverd, geeft de complexiteit van het vraagstuk weer. Wel lijkt er consensus te zijn dat geen enkele organisatie, publiek noch privaat, een te grote vinger in de pap zou moeten hebben. Er moet steeds balance of power blijven om misstanden te voorkomen.

Foto: wbeem (cc)

Ook in een digitale wereld kunnen we autonoom zijn

Hoe vrij zijn we in een wereld die wordt geregeerd door data en algoritmes? Is onze autonomie uit handen geven onvermijdelijk? Of kunnen we zelf, als individu, nog iets doen om onze autonomie te behouden?

“Hoe heb je afgelopen nacht geslapen?” Het is een vraag die je tegenwoordig kan beantwoorden door naar je smartwatch te kijken. In gesprek met essayisten Bas Heijne en Miriam Rasch legt filosoof Joel Anderson uit dat zijn smartwatch meer weet over zijn nachtrust dan hijzelf. Op het apparaat draaien apps die het zuurstofgehalte in zijn bloed meten en zijn slaapcyclus monitoren. Met die data is de vraag exacter te beantwoorden. Waarom zou je zulke vondsten niet gebruiken om je leven beter te maken? De mens heeft altijd hulpmiddelen nodig gehad om te overleven, en dat is nu niet anders, betoogt Anderson.

Waar Anderson optimistischer tegenover technologie staat, neigt Heijne meer naar tech-pessimisme. In 2006 was de Time person of the year: You, omdat de digitalisering de macht zou leggen bij het individu. Heijne constateert nu dat die belofte niet is uitgekomen. Het is eerder omgekeerd, het individu wordt beheerst door grote bedrijven die geld verdienen met de datastromen die we produceren. Deze twee standpunten laten zien hoe ingewikkeld het is om individuele autonomie in de digitale wereld te begrijpen. Kiezen we er zelf voor omdat het ons leven makkelijker maakt, of zijn we marionetten van Facebook, Amazon, Google en dat soort bedrijven? Wat kunnen we doen om onze autonomie online te verstevigen?

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Foto: Nanda Sluijsmans (cc)

Nederland zinkt. Wie houdt dat in de gaten?

De Nederlandse bodem daalt, met alle gevolgen van dien. Delftse onderzoekers ontwikkelden daarom de bodemdalingskaart, waardoor ook jij een oogje in het zeil kan houden. Wat moet je weten?

Als je op een zonovergoten zondagmiddag een rustiek veengebied in Nederland doorkruist, komt het woord “gevaarlijk” misschien niet snel in je op. Maar de geodeet (landmeetkundige) weet beter: ’s Nederlands landschap en de bebouwing en infrastructuur die erop rust, zijn aan bodembewegingen onderhevig. En omdat Nederland zich grotendeels onder de zeespiegel bevindt, zijn ze voor ons kikkerlandje een sluimerende vijand.

Daar weet geodeet prof. dr. ir. Ramon Hanssen (TU Delft) alles van. Met gebruik van radarsatellieten bestudeert hij het dalen en stijgen van de Nederlandse bodem. Het leidde tot de bodemdalingskaarten van Nederland. Die zijn openbaar toegankelijk, zodat elke burger de stille ramp kan helpen voorzien. Maar gaan gebruikers verstandig met de kaarten om? En hoe worden de bodemdalingskaarten precies gemaakt? Tijdens de laatste lezing in de reeks “In kaart gebracht” legt Hanssen het uit.

Hoogte meten is weten

Zijn de dijken binnenkort aan verhoging toe? Beschadigt verzakking van de bodem de fundamenten van mijn huis? Voor beide vragen geldt: hoogte meten is weten. En hoe preciezer en vaker de bodemdaling of -stijging gemeten wordt, hoe beter men kan anticiperen op de toekomst. Maar hoogte vaststellen is makkelijker gezegd dan gedaan. De vraag is namelijk: hoogte, ten opzichte van wat?

De geodeet heeft daarvoor een ander referentiepunt nodig dan het ietwat lastig bereikbare geometrische middelpunt van de aarde. In Nederland wordt daarom sinds de achttiende eeuw de Nauwkeurigheidswaterpassing Nederland als referentie gebruikt: een punt dat doorloopt tot onder de zeespiegel van Nederland, en dat geodeten meten met een lange waterpas, of baak.

Geodeten gebruiken de baak om waterpassingen te doen: het meten van hoogteverschillen in de grond over tijd. Dat is een precieze methode, vertelt Hanssen, maar het gebruik ervan is tijdrovend. Pas na tientallen jaren kan het hoogteverschil van de baak afgelezen worden. Willen we de bewegingen écht begrijpen en voorspellen, dan moeten metingen veel vaker worden herhaald .

“Daar zie je de grote superioriteit van de satelliet als meetinstrument”, geeft Hanssen aan. Deze vliegt een continue baan rondom de aarde en neemt aan één stuk door foto’s met behulp van radars. Door dit beeldmateriaal ontvangen geodeten elke zes dagen nieuwe informatie over de hoogte van hetzelfde stukje land. Met de nieuwste apparatuur meten ze hoogte tot op de drie millimeter nauwkeurig! De opbrengsten van deze radartechniek bracht men in beeld in de bodemdalingskaart. Deze weergave van Nederland geeft een indicatie van hoe veel bepaalde stukken grond dalen, stijgen of stabiel blijven. Rode pixels tonen dalingen aan, blauwe stijgingen, en groene stabiliteit.

Toen de bodemdalingskaart 1.0 – de eerste versie – uitkwam, waren de reacties terecht enthousiast. Bodembewegingen meten terwijl het gebeurt, daar konden de meterslange baken van vroeger niet tegenop. Bovendien bevat de kaart informatie van duizenden meetpunten. Om een goede inschatting te geven van hoeveel een stuk bodem beweegt over een bepaalde tijd, laat de kaart de uitgerekende gemiddelden zien van al die meetpunten verspreid over heel Nederland. Bestaande kennis over risico’s van bodemdaling wordt zo bevestigd door nieuwe, behoorlijk betrouwbare data.

Dat biedt mogelijkheden voor ramppreventie. Hanssen noemt veengronden om dat te illustreren. Ongeveer duizend jaar geleden begonnen Nederlanders water weg te pompen uit veengebieden, waardoor er steeds meer zuurstof bij de veenresten op de bodem kwam. Het organische materiaal waaruit veen bestaat, vergaat. Maar de sloten niet. Dat betekent grote kans op overstroming. Het resultaat is dat het grondwaterpeil steeds meer naar beneden wordt bijgesteld, tot de grond uit eindelijk echt te drassig wordt om te gebruiken. Een ware plaats delict van bodemdaling, noemt Hanssen het. En dus een sluimerende ramp waarover dringend accurate data nodig is.

Kunnen we dan ook de nare gevolgen van bodemdaling indammen terwijl ze nu plaatsvinden? Dat is niet alleen mogelijk, maar gebeurt ook al. Hanssen geeft de Lauwersmeerdijk als voorbeeld, die op sommige plekken rood kleurde op de bodemdalingskaart. De dijk schoof inderdaad af, zo bleek uit onderzoek ter plaatse, en werd direct hersteld. Tot aan vandaag monitort Hanssen het Lauwersmeerdijk om instabiliteiten in de dijk op tijd te repareren.

De kaart die ze niet wilden maken

Nadat bodemdalingskaart 1.0 succesvol bleek, volgde al vlug de volgende versie. Die noemt Hanssen “de kaart die ze niet wilden maken”. Vanwaar deze onheilspellende bijnaam? Dat heeft te maken met het feit dat bodemdalingskaart 2.0 álle individuele meetpunten weergeeft in plaats van berekende gemiddelden. Hierdoor kan een onfortuinlijke gebruiker zomaar een donkerrood meetpuntje aantreffen op diens eigen woning! Maar zonder kennis over de context is zo’n datapuntje lastig op betrouwbaarheid te schatten. Was het risico op misinterpretaties en paniek het waard om al die data online beschikbaar te stellen?

Er zijn natuurlijk belangrijke redenen om dat wel te doen. Het is namelijk goed om de Nederlandse samenleving bewust te maken van het sluimerende probleem van bodemdaling. De middenweg is volgens Hanssen om de gebruikers goed te begeleiden bij het lezen van van de kaart. “Omdat kaarten vaak worden gezien als een objectieve weergave van de werkelijkheid, zien gebruikers hun hun eigen interpretaties ook snel als waarheid”, vertelt Hanssen. Daarom leest de disclaimer die hoort bij bodemdalingskaart 2.0: “Deze gegevens zijn niet geoptimaliseerd, en daarom niet geschikt, voor specifieke toepassingen”. Een mooi begin, maar als het aan Hanssen ligt gaan we toe naar een bodemdalingskaart die gericht laat zien wat de gebruiker wil weten, voorzien van de benodigde context voor een juiste interpretatie. Dan zou er niet één openbare kaart zijn voor alle Nederlanders, maar een specifieke bodemdalingskaart voor elke gebruiker. Bij goed gebruik kan dan enorm veel leed worden voorkomen.


Dit artikel van Malou van de Noort verscheen eerder bij Studium Generale Utrecht
.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Commissaris is nog steeds voetganger op de digitale snelweg

ACHTERGROND - © Nationaal Register voorkant omslag Nulmeting digitale transformatie in boardrooms in Nederland 2019Het Nationaal Register trekt aan de bel: de commissaris heeft te weinig in huis om het hoofd te kunnen bieden aan de uitdagingen van de digitale transformatie. Bestuurders achten hun toezichthouders eigenlijk volstrekt ongeschikt. Disclaimer: de verwijten gaan beide kanten op. Ernstiger is dat het probleem al jaren bestaat.

De digitale transformatie is inmiddels een behoorlijk sleets begrip. Toch zagen het Nationaal Register en Nederland ICT er nog heil in om (samen met VNO-NCW) te onderzoeken “hoe men aankijkt tegen, dan wel omgaat met, actuele vraagstukken ten aanzien van digitalisering”.

Volgens het onderzoek ‘Nulmeting digitale transformatie in boardrooms in Nederland’ denkt slechts een kwart van de commissarissen in Nederland dat hun kennis over digitalisering en de digitale transformatie afdoende is. Eén procent van de directeuren denkt dat hun commissarissen ook werkelijk capabel genoeg zijn om over de digitale transformatie te oordelen. Niet onbelangrijk: van de 173 respondenten was 76% ouder dan vijftig jaar en 72% man; ruwweg 2/3 deel is werkzaam in een RvC/RvT, de rest in een RvB- of directiefunctie.

“Niet van strategisch belang”

Die conclusies werden door Nationaal Register ‘pijnlijk’ genoemd. Ze werden als volgt door onderzoeker Valerie Frissen samengevat: “Commissarissen zien digitalisering toch vooral als iets operationeels en niet als iets dat grote impact heeft op hun organisatie en dus van strategisch belang is.” Volgens Frissen wordt het strategische belang van digitalisering – digitalisering doorvertalen naar de transformatie van je bedrijf – onderschat. Er is veel te weinig aandacht voor de kansen die digitalisering biedt, voor nieuwe verdienmodellen en nieuwe manieren van (bijvoorbeeld datagedreven) werken. Frissen vreest dat de gemiddelde commissaris weinig kaas heeft gegeten van blockchain, AI en algoritmes. Veel commissarissen blijven naar haar mening steken aan de oppervlakte – met als risico dat je blijft hangen bij wat je in de media kunt lezen over technologietrends.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: Jason Howie (cc)

Elke patiënt heeft zijn eigen verhaal – en zijn eigen data

DATA - “Een burgerplatform voor gezondheidsgegevens geeft interessante spanning. Gegevens uit de zorg komen ineens buiten de zorg terecht. Hoe kun je weten welk platform goed omgaat met jouw data en welke niet? Dat blijkt heel lastig te zijn“, zegt Maartje Niezen, onderzoeker van het Rathenau Instituut. Samen met Rosanne Edelenbosch, onderzoeker van het Rathenau Instituut, nam ze burgerplatforms onder de loep.

Een burgerplatform wordt door burgers opgericht. “Vaak vanuit de goedbedoelde wens om samen de gezondheid van de samenleving te verbeteren en de medische wetenschap een stap verder te brengen. Door elkaar in contact te brengen met lotgenoten“, zegt Maartje Niezen. Als het burgerplatform gebruik maakt van ICT-toepassingen, is het een vorm van e-health. De onderscheidende factor ten opzichte van andere vormen van e-health is dat het een burgerinitiatief is.

Relevante informatie door gezondheidsdata

De onderzoekers hebben twee platforms onderzocht die als burgerinitiatief zijn opgericht: Patients Like Me en MIDATA. “Wat voor mij heel opvallend was, was dat patiënten enorm veel interesse hebben in het delen van hun gezondheidsdata” zegt Rosanne Edelenbosch. Zo kun je met Patients Like Me jouw gezondheidsdata vergelijken met andere mensen, van wie hun situatie en omgeving vergelijkbaar zijn. Dat spreekt veel mensen aan.

Big tech bouwt aan ecosystemen

ANALYSE - Veel gebruikers, veel interacties en veel cash is alles wat je nodig hebt om in een digitaal ecosysteem je slag te slaan. Als de wetgever je vervolgens toegang geeft tot informatie over – bijvoorbeeld – financiële transacties, ben je weer een stap verder. Over hoe grote technologiebedrijven zich steeds verder innestelen in ons leven. 

Google heeft op de valreep van 2018 bekend gemaakt dat het in Litouwen en Ierland actief wordt met betaaldiensten. Hiervoor heeft het bedrijf een e-money-vergunning aangevraagd. Google krijgt met de Litouwse vergunning de mogelijkheid om in dat land volgens de nieuwe Europese PSD2-richtlijnen diensten aan te bieden, zoals het verwerken, beheren en faciliteren van financiële transacties. Onderdeel daarvan is het kunnen meekijken in de bankrekening van consumenten en betalingen uit hun naam doen, mits zij daar expliciete toestemming voor geven.

Ook Apple, Amazon en Facebook hebben al eerder dit soort payment serviceprovider licenties verworven. Apple is sinds eind vorig jaar gestart met Apple Pay in Duitsland en België. Het FD constateert dat big tech zich klaarmaakt voor een actieve rol in de wereld van banktransacties. Volgens bankexpert Simon Lelieveldt zette Google overigens al in 2007 de eerste stappen.

Big tech en digitale ecosystemen

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: Gerd Leonhard (cc)

Algoritme controleert algoritme

DATA - Door digitalisering worden in veel bedrijven processen steeds complexer. Dat maakt de rol van toezichthouders – commissarissen, accountants, auditors – lastiger. De toepassing van algoritmen die op basis van machine learning werken, vergroot deze uitdaging. Ook auditors maken tegenwoordig gebruik van slimme systemen om andere slimme systemen te controleren. Wie controleert wat?

Yuval Harari, auteur van 21 Lessons for the 21st Century, is ervan overtuigd dat in de toekomst ons brein wordt gehacked door kunstmatige intelligentie. Hij verwacht dat biotechnologie en kunstmatige intelligentie naar elkaar toe zullen groeien en vraagt zich af wie deze ontwikkeling aanstuurt en bepaalt. Zijn dat burgers, overheden of juist de grote bedrijven? Het antwoord laat zich raden.  Overheden zullen ontwikkelingen op dit snijvlak vooral aangrijpen voor nationale belangen zoals defensie en daarnaast liggen de mogelijkheden bij bedrijven, niet bij burgers.

Dat hacken van ons brein is een goed voorbeeld van de tegenstrijdige wereld waar we naar toe gaan: technologie kan problemen oplossen en onze levens verbeteren, maar per saldo krijgen we steeds minder vat op ons leven. Hoe groter de rol van kunstmatige intelligentie wordt, hoe minder onze eigen hersenen een bepalende rol blijven spelen.

Wat ons mogelijk te wachten staat, laat het meest recente debacle van ING zien: de witwas-affaire. Bij banken is uitgebreide monitoring van transacties verplicht volgens de wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Voor een grootbank is dat monitoren een proces dat ingericht en uitgevoerd wordt met behulp van software, die doorlopende grote hoeveelheden data moet analyseren. Deze software programmeer je in eerste instantie natuurlijk om het proces dat de wet voorschrijft, uit te voeren. Hierbij worden zowel medewerkers als beslissers voorzien van feedback uit systemen: beslissingen op bestuursniveau worden genomen op basis van data. Of die systemen integer zijn ontwikkeld en doelmatig functioneren (doen waarvoor ze zijn ontworpen) is niet gemakkelijk te zien, laat staan doorlopend zichtbaar. Toetsing door middel van interne en externe audits moet aantonen dat de software zijn werk goed doet en dat de software ook goed wordt ingezet. Bij ING was ergens in dit monitoringproces besloten om de software aan te passen. “Het systeem om transacties te monitoren was – mede vanwege de beperkte personele capaciteit – door de bank zo ingesteld dat slechts een beperkt aantal witwassignalen werd gegenereerd”, aldus het Openbaar Ministerie.

Volgende