Het is 41 graden Celsius, op een enorm veld beweegt dor gras zachtjes op de warme wind. Oorverdovend gezoem van sprinkhanen draagt bij aan de beleving van intense hitte. Dan, in de verte, klinkt muziek. Gepingel op een ondefinieerbaar snaarinstrument en hoog mannengezang. Mijn vriendin en ik, op weg naar de grootste moskee van Manavgrat, draaien loom onze hoofden naar de richting waar de muziek vandaan komt.
Over de desolate vlakte raast een busje, voorzien van een goede set luidsprekers. Een sticker op het voertuig toont een politicus die ons vriendelijk, doch indringend, aankijkt. Stemmen winnen op z?n Turks.
Twee uur later, onze tweede speurtocht – ditmaal naar een niet zo?n extreem toeristisch terras – is geslaagd. Tussen de rummikubbende mannen nuttigen we een speciaal soort kebab, waarvan de naam me even is ontschoten.
Rust overheerst, het is ook de enige gepaste sfeer bij de onmenselijke hitte (Excuus voor deze ? typisch Hollandse ? aanmerking op de ietwat hoge temperatuur. Had ik maar in Nederland moeten blijven, ik weet het). Opeens maakt de kalme sfeer plaats voor een bepaald soort opwinding, die van tienermeisjes die horen dat Take That binnen een straal van een kilometer verkeert.
De politicus wiens afbeelding op het busje stond, komt nu het terras opwandelen. Hij draagt een keurig wit gestreken overhemd – zonder zweetplekken – met daarop een rode das, want dat straalt gezag uit. Hij heeft in ieder geval een consequente communicatiestrategie, daar hij op de afbeelding van het busje dezelfde outfit draagt. De statige man schudt handen, hoort wensen aan en wint stemmen ? op z?n Turks.