Librairie Jona

Ik was woensdagavond in Brussel en toen ik vanaf Laken naar de binnenstad peddelde, zag ik in de Avenue de la reine Koninginnelaan ineens de Librairie Jona. Voor wie, zoals ik, Jona heet, is dat leuk, zelfs al was het een kantoorboekhandel waarvan er dertien in een dozijn gaan. Vooral tijdschriften, ook wat boeken. Ik stopte, nam mijn telefoon en maakte bovenstaande foto. De baardige man achter de counter keek door de openstaande deuren naar die vreemde snuiter op z’n stoep, vroeg waarom ik de pui van zijn winkel had gefotografeerd en barstte in lachen uit na mijn “Moi, je m’appelle Jona”. Pas toen ik thuis kwam, realiseerde ik me dat het winkeltje tevens een gokkantoor was. Eigenlijk vond ik het wel een mooie metafoor voor de boekhandel. Anders dan de vertrouwde dingen die je bij de supermarkt haalt – de kaas en de groente zullen morgen precies hetzelfde smaken als gisteren – heb je de boeken die je koopt nog niet gelezen. Elke aanschaf in de boekhandel is een gok. Elk boek is een verrassing.

Door: Foto: copyright ok. Gecheckt 10-03-2022
Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Is uw boekverkoper een leeghoofd?

Boekenbus

        De leukse boekhandel die ik ooit zag (Sozopol, Bulgarije)

COLUMN - Ik had eigenlijk een kwaad stukje willen schrijven over dit artikel, waarin een al bijna een eeuw bekende antieke beschaving wordt aangekondigd als een nieuwe ontdekking. Ik was al twee alinea’s bezig toen mijn oog viel op een bericht dat me nóg bozer maakte: de verkiezing van de “Boekverkoper van het jaar”.

Hier is de gekte dus helemáál doorgebroken. Een hype om de hype. Niemand kan al die boekverkopers, waarvan ik ongezien aanneem dat het erg aardige mensen zijn, kennen; niemand kan dus op zinvolle wijze een stem uitbrengen. Het is alsof u bij de verkiezingen voor de Staten-Generaal mag stemmen op “Partij 1”, “Partij 2” en “Partij 3” zonder dat u weet wat die representeren. Kortom, de verkiezing van “Boekverkoper van het jaar” zal worden gewonnen door de boekverkoper die het beste in staat is zijn of haar klanten te mobiliseren.

De prijstoekenning zegt derhalve niets. Niet over de gelauwerde, niet over iets anders. Het is gewoon media-aandacht genereren om media-aandacht te hebben. Er is een stichting Elspeet (“voor boekenvakkers”) en die bestaat, en dus moet ze dingen doen, en dus moet er een prijs komen, want dat doet iedereen in het boekenvak. Het is immers het middel waarmee de branche, die liever niet teveel kosten heeft aan het op voorraad hebben van zoveel mogelijk titels, onze aandacht vestigt op een zo gering mogelijk aantal auteurs. Deze week gaat het om Conny Palmen en Douwe Bob.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: Post-Atheïst

Post-atheïst | Boekenjood

COLUMN - Elke maandag verzorgt Ewoud Sanders – full disclosure: ik ken hem persoonlijk – op de achterpagina van het NRC Handelsblad de ‘woordhoek’, waarin hij vertelt over de geschiedenis van Nederlandse woorden en uitdrukkingen. Hij kan die geschiedenis reconstrueren dankzij een digitale databank waarin tienduizenden boeken zijn opgenomen. Als Sanders dus zegt dat het woord ‘speleoloog’ voor het eerst in gedrukte vorm verscheen in de Opregte Haarlemsche Courant van 16 juni 1896, dan is dat een snoeihard feit.

Vorige maand publiceerde Sanders een leuk boek over één enkel woord: ‘boekenjood’. Achter dit vergeten begrip gaan negentiende-eeuwse handelaren in tweedehandsboeken schuil, en achter hen schuilt een wereld die voor mij volkomen nieuw was.

Het boek begint met een anekdote over Vincent van Gogh, die geïllustreerde tijdschriften koopt bij een boekenjood in Den Haag. Dan volgen Sanders’ verrukkelijke, onweerlegbare statistieken: tussen 1877 en 1882 had Van Gogh het in zijn brieven zevenmaal over boekenjoden.

Het was niet de minste boekenjood bij wie Van Gogh zijn tijdschriften kocht: de familie Blok bood haar waren aan op het Binnenhof en mocht ministers, premiers en andere politici rekenen tot haar vaste klanten. Het riep bij mij het beeld op van een jonge schilder die stond naast de toenmalige minister president, Theo van Lynden van Sandenburg: de toen onbekende kunstenaar is nu wereldberoemd, de toen beroemde politicus is nu zo vergeten dat in maar twee van de talloze staatsliedenbuurten straten naar hem zijn vernoemd.