Volentekriebels | Terug naar de Bijlmer
COLUMN - In navolging van Jan Wolkers (ik lees momenteel Terug naar Oegstgeest) keerde ik in gedachten terug naar het stadsdeel waar ik, gedwongen door omstandigheden, ruim een jaar gewoond heb.
Tegenwind. Altijd was er die verdomde tegenwind, zowel op de heen- als op de terugweg. Ik dacht lange tijd dat ik het me verbeeldde, dat zoiets niet bestond, maar Wikipedia gaf me gelijk en dus is het waar. In de ochtend staat de wind vaak noordwest, in de middag zuidwest. En omdat ik ’s ochtends naar Amsterdam fietste en ’s middags weer terug naar de Bijlmer, had ik twee keer pech.
Verder herinner ik me van die dertien maanden Zuidoost vooral de stilte. Als de zon onderging en de straatverlichting ontstoken werd, vluchtte iedereen zijn huis in. Ik had gehoopt op Caribische en Afrikaanse vrolijkheid. Uitgebreide barbecues, waarbij de kippen op straat geslacht werden. Dansende vrouwen in kleurrijke klederdracht. Rappende hangjongeren toch op zijn minst. Maar ik hoorde alleen de wegschietende konijntjes in het hoge gras, doodsbang voor het geruis van mijn wielen over het rode asfalt dat daar speciaal voor mij leek te zijn neergelegd.
Het was 2010 en de media hadden een dingetje gemaakt van de 22 schietpartijen die er het jaar ervoor plaats hadden gevonden. Dat moet je niet bagatelliseren, maar in andere jaren waren het er ongeveer net zoveel en toen hoorde je er niemand over. Nu was er een vergrootglas en daaronder werd elke kogel een enorme granaat en dus landelijk nieuws.