Kunst op Zondag | Wir setzen uns in Tränen nieder
Fijn dat het Pasen is, want dat betekent het einde van een week gesnotter. Bij die hele lijdensweg zijn nogal wat tranen vergoten, culminerend in het slotkoor van Bachs Matthäus Passion. Devote volgelingen zitten jankend bij het graf van Jezus en blèren er een eindje op los.
Zoals er hopeloos veel is geschreven over de Matthäus Passion, zo veel wordt er ook geschreven over tranen in de kunst. Het merendeel gaat over afgebeelde tranen, waar collega Willem Visser op Sargasso al eens wat woorden aan wijdde.
Maar al eeuwenlang komt af en toe de vraag boven drijven waarom mensen wel of niet huilen bij het zien van beeldende kunst. Algehele tendens: het intrigeert de schrijvers waarom mensen wel een traantje plengen bij een stukje muziek of een film, maar zelden of nooit bij een schilderij of sculptuur.
Een mysterie, dat bij diepere beschouwing geen groot mysterie is.
Uit alle tot nu toe bekende onderzoeken, literatuur en essays kan worden opgemaakt dat a) er bar weinig wordt gehuild bij beeldende kunst, b) als er wel wordt gesnotterd de triggers tot janken te divers zijn om er algemeen geldende conclusies aan te verbinden en c) er net zoveel cultuur- en tijdsgebonden aspecten een rol spelen als bij huilpartijen buiten de kunst. Om van zeer diverse hoogstpersoonlijke drijfveren niet te spreken.