Het staatshoofd en de geschiedschrijving
COLUMN - Koning Willem-Alexander laat onderzoek doen naar de rol van zijn familie, de familie Van Oranje-Nassau, in het koloniale verleden. Dat zijn familie geprofiteerd heeft van de koloniale handel is al wel duidelijk. De voorvaderen van koning Willem-Alexander behoorden tot de absolute elite van het land en hadden vooraanstaande posities in zowel de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) als de West-Indische Compagnie (WIC). In die hoedanigheid waren zij ook verantwoordelijk voor de slavenhandel. Net als de voormalige bestuurders van steden als Utrecht en Amsterdam waar eerder onderzoek de betrokkenheid bij het slavernijverleden van de stedelijke elites in beeld heeft gebracht. Na de excuses van premier Rutte vorige maand namens de staat der Nederlanden kon het koningshuis niet achterblijven.
Het onderzoek onder leiding van oud-hoogleraar Gert Oostindie (Universiteit Leiden), die eerder een boek over het koloniale verleden van het koningshuis publiceerde, roept een aantal vragen op. Ten eerste over de opdrachtgever. Waarom stuurt een privéfamilie een onderzoek dat ons staatshoofd betreft? Het Koninklijk Huis is niet zomaar een familie of een privé-onderneming. Hoe onafhankelijk is dit onderzoek als het in opdracht van het onderwerp van onderzoek zelf gebeurt? Een tweede, nog onopgeloste kwestie, betreft garanties voor de wetenschappelijke kwaliteit van het onderzoek. Het Koninklijk Huisarchief dat een belangrijke bron zal zijn voor de onderzoekers is nog steeds niet openbaar toegankelijk. Volgens Oostindie mogen ze alles publiceren wat ze vinden. Maar er moeten nog wel nadere afspraken gemaakt worden voor toetsing van de onderzoeksresultaten door andere onderzoekers.