Hoe de AIVD omgaat met een eenvoudig inzageverzoek

Openheid bij de geheime dienst? Een onmogelijke zaak, dat begrijpt een ieder. Maar verantwoording achteraf over het optreden van de dienst in een afgesloten tijdperk? Over organisaties en groepen die allang niet meer bestaan of waar geen enkele dreiging meer van uitgaat? Moet daar ook nog moeilijk over worden gedaan?

In het boek ‘De BVD in de politiek‘ heb ik een poging gedaan de geschiedenis te ontrafelen van operaties die de BVD meer dan zestig jaar geleden uitvoerde om de CPN te ontregelen. Daarvoor kon ik naast vele andere bronnen ook gebruikmaken van enkele deels bewerkte archiefstukken van de AIVD. Het was voldoende om ontsporingen in beeld te brengen en te laten zien hoe belangrijk toezicht en controle zijn. Maar weten we nu alles? Niemand kan het zeggen. De inzageprocedure bij de AIVD werpt nog steeds belemmeringen op, de overdracht van archiefstukken aan het Nationaal Archief waar iedereen inzage kan krijgen, is gestokt. Het is niet duidelijk hoeveel en welke stukken inmiddels zijn vernietigd. In de jaren negentig is daar nog flink over gesteggeld in de Tweede Kamer, maar het onderwerp is geleidelijk weggezakt in de politieke prioriteitsstelling. Daarom heb ik mijn boek afgesloten met een hoofdstuk over de nog steeds voortdurende ‘geheimhoudingsreflex’ (een term van de historicus prof.dr. Hans Blom). Het volgende is een deel uit dit hoofdstuk.

In 2018 concludeert de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) dat de diensten in het algemeen de wettelijke weigeringsgronden bij inzageverzoeken op een juiste wijze toepassen. ‘Het onderzoek heeft niet de in het algemeen bij enkele ervaringsdeskundigen bestaande perceptie bevestigd dat de diensten een restrictieve opstelling hebben bij de vrijgave van (oude) gegevens.’ Aldus de CTIVD. Welnu, laat ik als ‘ervaringsdeskundige’ mijn eigen verzoek voor dit boek als voorbeeld nemen.

Een eenvoudige vraag

Mijn eerste aanvrage in maart 2017 was heel simpel: laat me de stukken zien die dr. Engelen (de geschiedschrijver van de BVD) geraadpleegd heeft ter zake van de operaties Toekomst en Phoenix van de BVD eind jaren vijftig. Ik heb zeven (soorten) stukken genoemd, gebaseerd op de noten uit zijn proefschrift. Na het overschrijden van de wettelijke termijn van drie maanden kreeg ik in september een eerste en in oktober een tweede zending met kopieën van een aantal van de gevraagde stukken. In december kwam de rest met het bijbehorende besluit van het hoofd van dienst namens de minister. In de meeste van de gekopieerde verslagen was flink gewit, een aantal aangevraagde stukken ontbrak helemaal. Zo schrijft Bertholee, het toenmalige hoofd van de AIVD, dat over de ‘dagstaten KB/N uit de periode december 1957 tot en met maart 1958 geen niet-actuele gegevens zijn aangetroffen’. Een nogal cryptische zin die vragen doet rijzen over het begrip ‘actualiteit’ bij de dienst. Later in de procedure krijg ik het vermoeden dat de stukken helemaal niet zijn aangetroffen, kortom vernietigd zijn. Over de aangevraagde stukken die Engelen noemt inzake het werven van informanten en enkele technische operaties zegt Bertholee niets. Wel schrijft hij dat de AIVD inzake gegevens die nog actueel zijn geen mededelingen doet, ook niet of die gegevens er wel of niet zijn. In dit geval zijn ze er echter wel, gegeven het notenapparaat van Engelen en de uitdrukkelijke toezegging van minister Dijkstal aan Kamerlid Valk (PvdA) dat alles wat Engelen heeft gezien, bewaard blijft ter verifiëring van zijn onderzoek.[i]

Ongelijke behandeling

Maar het wordt nog erger als ik ontdek dat in de kopieën van de stukken die mij ter inzage zijn gestuurd passages zijn witgelakt die in het proefschrift van Engelen al openbaar zijn gemaakt. Wat wordt er dan nog meer voor mij verborgen gehouden? Ik mag mijn bezwaar tegen het besluit van Bertholee op 20 februari 2018 mondeling komen toelichten op het kantoor van de AIVD in Zoetermeer. Ik wijs behalve op de vreemde beslissing om mij reeds geopenbaarde gegevens te onthouden op het feit dat ik geen inzage heb gekregen in de exploitatie van gegevens die uitsluitend nog historische waarde hebben. Dat slaat vooral op het rapport over het beleid ten aanzien van de SWP (de afgescheiden communistische partij) en de EVC (de communistische Eenheidsvakcentrale) waarin alle gegevens over acties van de BVD aanvankelijk zijn weggelaten. Wat ik krijg te zien zijn gegevens betreffende ontwikkelingen in de SWP en de EVC die merendeels uit openbare bronnen te halen zijn. Waar het mij om te doen is, namelijk wat de BVD in deze organisaties heeft gedaan, is gewit. Pas na tussenkomst van de Raad van State krijg ik een nieuw inzage dossier waarin het volledige rapport is opgenomen.

Mijn bezwaarschrift wordt – ook weer met overschrijding van de wettelijke termijn – op 2 juli 2018 afgewezen. Met één correctie: bij alle stukken is nu in zeer algemene termen een weigeringsgrond vermeld.

De rechtbank

De volgende stap is een rechtszaak bij de rechtbank Den Haag op 28 februari 2019. De AIVD heeft hard gewerkt om te voldoen aan een keurige opsomming van de weigeringsgronden en commentaar op niet geleverde stukken. Ik krijg na de zitting alsnog een paar Auroraverslagen die eerder niet konden worden geleverd omdat ze niet goed leesbaar waren. Toevallig net uit de periode eind maart – begin april 1958 toen het conflict tussen de CPN-leiding en de dissidenten op het hoogtepunt was aanbeland. De stukken blijken bij nader inzien toch wel leesbaar te maken. Op 10 april beslist de rechter dat mijn beroep niet gegrond is. De toelichting volgt punt voor punt het verweerschrift van de AIVD, inclusief een volstrekt onbegrijpelijk argumentatie ten aanzien van mijn bezwaar van ongelijke behandeling vanwege het niet verstrekken van reeds door Engelen openbaar gemaakte gegevens. Hoe onafhankelijk is de Haagse rechtbank?

De Raad van State

Volgt het hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State. Voor de somma van €259 begin ik daar op 21 mei 2019 een procedure, mijn laatste redmiddel. De zitting zou in het voorjaar van 2020 op de rol worden gezet, maar de coronapandemie gooit roet in het eten. In de schriftelijke voorbereiding stuurt de AIVD nog wel een nieuw verweerschrift dat bij de Afdeling enkele vragen heeft opgeroepen. In zijn beantwoording van deze vragen op 26 juni 2020 schrijft de jurist van de dienst dat ‘bepaalde zaken inmiddels door voortschrijdend inzicht anders worden beoordeeld dan een aantal jaren geleden’. Dat is de aanleiding om het gehele dossier opnieuw te bewerken. Op 14 oktober 2020 krijg ik dit geheel nieuw bewerkte dossier, deze keer met een vrijwel volledig rapport over het beleid van de BVD inzake de SWP en de EVC in de jaren 1958-1960. Ik meld de Raad van State dat ik mijn hoger beroep ondanks deze tegemoetkoming niet intrek. Want er missen nog steeds stukken: ‘Het nieuwe dossier bevat nog veel sporen van het oude, zeer restrictieve inzagebeleid van de dienst. Voor de bestudering van de geschiedenis van het handelen van de overheid in een democratische rechtsstaat mag van de uitvoerende diensten, binnen het toepasselijke wettelijke kader, een open, coöperatieve opstelling verwacht worden. Mijn ervaringen met de AIVD suggereren het tegendeel: de dienst lijkt bij voorkeur de randen van de wet te zoeken om informatie vragende burgers zo veel mogelijk buiten de deur te houden.’

Nadat de AIVD nog een derde, opnieuw bewerkte versie van mijn dossier (1122 pagina’s) heeft opgestuurd vindt op 6 juli 2021 het hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State plaats. De raadsman heeft dat laatste dossier tot zijn eigen verrassing echter nog niet gezien. Hij belooft het alsnog te bekijken en over zes weken uitspraak te doen, tenzij hij een nieuwe zitting nodig acht. Na meer dan zes maanden en vele aanmaningen van mijn kant komt er op 19 januari 2022 uiteindelijk een uitspraak: mijn ‘betoog faalt’ en mijn beroep is ‘ongegrond’. Ook in de argumenten van deze rechter is het verweer van de AIVD duidelijke te herkennen.

Toetsing op afstand

Naar aanleiding van het Toeslagenschandaal, dat de publieke discussie het hele jaar 2021 heeft beziggehouden, komt voormalig voorzitter van de Hoge Raad Geert Corstens in het televisieprogramma Buitenhof[ii] met een opmerkelijk standpunt. Hij reageert op de zelfkritiek van de Raad van State die een rapport heeft gepubliceerd waarin staat dat ook de hoogste bestuursrechter te lang onkritisch is geweest op de gang van zaken bij de Belastingdienst. Volgens Corstens zit de Raad van State veel te dicht op de regering. Hij pleit er voor bestuursrechtzaken via de gewone rechter te laten lopen met de gebruikelijke beroepsmogelijkheden. Vooralsnog zie ik geen tekenen dat zijn idee verwezenlijkt gaat worden. Maar het zou zeker de kwaliteit van de rechtsstaat ten goede komen als begrippen als ‘staatsveiligheid’ en ‘staatsgeheim’, de veel te makkelijk inzetbare verdedigingsmiddelen van de AIVD, op enige afstand van het staatsapparaat getoetst zouden kunnen worden.

[i] Kamerstukken 22 036 Verwijdering en vernietiging van dossiers van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, nr. 13, Verslag van een Algemeen Overleg op 6 november 1996

[ii] Buitenhof, 17 oktober 2021

[foto: Portefeuille-camera uit het Stasi museum Berlijn,Thomas Quine CC]

Reacties zijn uitgeschakeld