Verloren Oudheid | Wie waren de Arameeërs?
COLUMN - In mijn vorige columns heb ik de Arameeërs al enkele malen genoemd. Deze losse groep herdersstammen afkomstig uit het huidige Syrië verspreidde zich tussen 1100 en 600 v. Chr. over het gehele Nabije Oosten. Als gevolg hiervan werd hun taal de voertaal van de regio. Dankzij de belangrijke positie van het Aramees ontstond in het Nabije Oosten een soort overkoepelende Aramese etniciteit waar bijna alle Semitische volken van de regio in op leken te gaan. Hoe is deze overkoepelende etniciteit ontstaan? Een lesje etnische identiteit in de Oudheid…
Oorsprong van de Arameeërs
De naam ‘Aram’ is waarschijnlijk afgeleid van het proto-Semitische woord voor ‘hoogland’. Een geografische aanduiding dus. Het is dan ook geen verrassing dat we deze naam al vanaf het derde millennium hier en daar in inscripties aantreffen. Pas rond 1100 v. Chr. raakt de naam ‘Arameeër’ echter geassocieerd met een volk. In deze periode van grote volksverhuizingen begonnen de nomadische herders die voorheen op de Syrische steppe hadden geleefd zich te verspreiden naar de steden van Syrië en Mesopotamië. De Assyriërs noemden hen ‘Ahlamu’, wat zoveel betekent als ‘zwervers’. Een deel van deze Ahlamu – de Ahlamu van het hoogland – kwamen bekend te staan als de Arameeërs. Deze Arameeërs vestigden tussen 1100 en 800 v. Chr. enkele middelgrote koninkrijken in Syrië, waaronder Bit Adini (Beth Eden), Hamath (Hama) en Damascus. Het laatste koninkrijk was een van de grootste rivalen van het oude Israël.