RECENSIE - ‘Het begrip staat veronderstelt het begrip van het politieke.’ Met deze cryptische zin opent het essay Het begrip politiek, van de Duitse rechtsfilosoof Carl Schmitt (1880-1985). Schmitt heeft een omvangrijk oeuvre achtergelaten, maar dit essay is waarschijnlijk zijn bekendste werk.
Bekend en verguisd. Schmitt was, om het zo maar te zeggen, ‘fout’. Hij deed begin jaren dertig van de vorige eeuw dappere pogingen om zich op te werpen als dé rechtsfilosoof van de nieuwe nationaalsocialistische heilstaat. Maar Het begrip politiek verscheen kort voor Hitlers machtsovername en was geen pluimstrijkerij of een open sollicitatie. Kort daarna heeft hij de tekst nog bewerkt om er een ‘passender’ visitekaartje van te maken, bijvoorbeeld door alle verwijzingen naar Joodse auteurs te verwijderen, maar erg veel heeft dat niet geholpen.
Het begrip politiek trok na een lange periode in de vergetelheid recent weer de aandacht. En gedurende de laatste jaren misschien meer dan ooit, nu het begrip ‘nationale staat’, na dertig jaar Europese eenwording, op vele plaatsen weer van zolder wordt gehaald. En als Schmitt iéts is, dan is het de filosoof van de moderne soevereine staat. En van de politiek die daaraan ten grondslag ligt.
‘Politiek is de kunst van het mogelijke,’ heeft Otto von Bismarck ooit gezegd. (En hij liet tijdens zijn leven zien hoe je het onmogelijke mogelijk kon maken.) Politiek was voor hem haute politique, de omgang tussen staten door middel van diplomatie of oorlog. De staat had in zijn ogen een beperkte taak. Ze zorgde voor rust en orde, opdat het recht en de economie konden bloeien. En dat maakte het weer mogelijk om belastingen te innen, soldaten te rekruteren, en desgewenst ten strijde te trekken.