ACHTERGROND - Nu de stofwolken van het strijdgewoel over het Cornelius Haga lyceum enigszins zijn neergedaald, blijkt dat gemeente, politici, bestuurders, veiligheidsdiensten en nogal wat media in dit conflict flink zijn nat gegaan. Voor de vergaande aantijgingen over beïnvloeding van leerlingen (binnen en buiten schooltijd) door ‘salafistische aanjagers’, persoonlijke banden met gewelddadige extremisten uit de Kaukasus en antidemocratisch of ‘door het salafisme gedomineerd’ onderwijs kon de onderwijsinspectie de afgelopen maanden na een ongeëvenaard intensieve speurtocht immers geen of slechts indirect dan wel al jarenlang bekend bewijs vinden. Tot vervolging is ook eerder nooit overgaan: ‘Signalen, geen strafbare feiten’, meldde minister Grapperhaus. Van het creëren van een ‘parallelle samenleving’ of het tegengaan van integratie is volgens de inspectie al helemaal geen sprake.
Wat overblijft in het uitgelekte oordeel van de onderwijsinspectie is ‘financieel wanbeheer, de autoritaire, provocerende leiding van de directeur en gebrek aan deskundigheid en ervaring bij het bestuur’.
Zaken waarover in het nooit formeel naar buiten gebrachte conceptrapport uit december 2018 nog diametraal tegenovergestelde uitspraken worden gedaan. Soms zelfs zaken waar deze inspectie sowieso niet over gaat of waarvan het bewijs flinterdun is. Vandaar vorige week het door leerlingen en ouders drukbezochte kort geding van het Haga lyceum tegen de publicatie van het rapport in Den Haag. De rechter doet op 11 juli uitspraak. De kans dat deze vanaf dag één door gemeentelijke en landelijke overheden ongewenste islamitische school voor voortgezet onderwijs in Amsterdam (opnieuw) aan het langste eind trekt, is volgens onderwijsrechtkenners groot. Nederlandse moslims voelen zich gestigmatiseerd, het vertrouwen in de overheid neemt af en verdere polarisatie ligt op de loer. Werk aan de winkel, zou je zeggen.