COLUMN - Chris Aalberts is een interessante schrijver. Iemand die zich in een soort niemandsgebied begeeft tussen wetenschap, sociale media en journalistiek en laat zien dat daar allerlei interessante zaken te vinden zijn. Zo brengt hij verslag uit van de vergaderingen van vooral kleinere politieke partijen zoals Forum voor Democratie en Volt – organisaties die zich onder de radar bevinden voor allerlei media en voor de officiële wetenschap maar waar je met droge verslaggeving heel wat naar boven kunt scheppen.
Vorige week bracht hij verslag uit van de wetenschap zelf: hij bezocht een jubileumbijeenkomst van het UvA-instituut voor communicatiewetenschap waar hij zelf ooit promoveerde. Het leidde tot een stuk waarin hij zijn mening geeft over dat instituut, de Amsterdam School of Communication Research (ASCoR). Dat behoort inmiddels volgens zo’n beetje alle criteria tot de internationale top van de wetenschap: medewerkers publiceren de prachtigste artikelen in de meest vooraanstaande tijdschriften, allerlei internationale helden van het vak, en ze halen bovendien grote zakken vol subsidies binnen.
Koffiehuis
Aalbers vindt dat er met dat stijgen naar de top veel verloren is gegaan. Niet alleen is er (of was er, dat snap ik niet goed) te weinig aandacht voor onderwijs, maar bovenal is sommig onderzoek in het gedrang geraakt: onderzoek naar specifiek Nederlandse zaken. In het verleden, zegt Aalbers, werden bijvoorbeeld na iedere verkiezingen de campagnes uitvoerig geanalyseerd, maar nu is daar geen ruimte meer voor. Want met een analyse van de Nederlandse campagnes kun je internationaal lastig scoren.