In sommige filosofische verhandelingen worden de late stoïcijnen beschouwd als de voorlopers en wegbereiders van het christendom. Overeenkomsten zijn er zeker. De stoïcijnen hadden een vorm van religieus bewustzijn ontwikkeld waarin ze het hadden over een God die ze soms zelfs met ‘vader’ aanspraken. Hun geschriften werden door de eerste christelijke filosofen en kerkvaders ook vaak hoog gewaardeerd om hun beschrijvingen van de deugd.
Het stoïcijnse godsbeeld was echter fundamenteel anders dan dat van het christendom. Hoe religieus de stoa ook aandoet, het blijft een rationele filosofie. Ondanks het geloof in determinisme is er in de stoa geen sprake van blind geloof of overgave, zoals in meer mystieke stromingen zoals het christendom.
Marcus Aurelius zag het christendom dan ook als een valse religie, die de mensen voorhield dat zij op een gemakkelijke manier verlichting konden bereiken, door gewoon een paar geboden te volgen en voor de rest in Jezus te geloven, in plaats van door zichzelf te disciplineren door lange studie, zoals stoïcijnen dat doen.
Spinoza
In dat kader is het misschien eens leuk een enorme stap vooruit te doen, en te verwijzen naar Benedictus de Spinoza, de zeventiende-eeuwse Nederlandse filosoof met Joods-Portugese voorouders. Spinoza had een godsbeeld en een filosofie die opvallende overeenkomsten vertonen met die van de stoïcijnen: een pantheïstische visie, met een rationeel kenbare God die samenviel met de natuur. Spinoza moest niets hebben van het joods-christelijke godsbeeld.