De vorige keer behandelden we de drie juwelen ofwel de drie wegen naar boeddhistische kennis, die leidden tot vier waarheden, waaruit een achtvoudig pad viel af te leiden dat richting nirwana voerde.
Het achtvoudige pad
Het eerste pad is dat van inzicht in de werking van het lijden. De boeddhist leert begrijpen wat lijden is en leert inzien hoe het valt op te heffen. Dit inzicht komt neer op de eerder genoemde ‘vier waarheden’.
De drie volgende paden lijken wat op de drieslag van het zoroastrisme: goed denken, goed spreken, goed handelen. Het tweede pad is dus het nastreven van de juiste gedachten en bedoelingen. De boeddhist is onzelfzuchtig, liefdevol, vriendelijk, geweldloos en harmonieus, en heeft mededogen.
Het derde pad is het juiste spreken. De boeddhist liegt niet, lastert niet, vloekt niet, en hij loopt over het algemeen niet slap te leuteren. Hij kiest zijn woorden met zorg.
Het vierde pad is dat van het juiste handelen. Niet doden en niet stelen uiteraard. Daarbij laat de boeddhist zijn aandacht niet afleiden van zichzelf door misbruik van zintuiglijke genoegens. In andere woorden, een ware boeddhist zal zich dus niet verliezen in vreet- en zuippartijen en liederlijke orgieën.