ANALYSE - De Ibn Ghaldounschool moet sluiten, gaf de Rotterdamse wethouder van Onderwijs Hugo de Jonge dinsdagavond in Knevel & van den Brink aan. Wie kijkt naar de financiën en slagingspercentages van de school de afgelopen jaren, kan hem alleen maar gelijk geven.
Uit cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) blijkt dat Ibn Ghaldoun, de Rotterdamse school waar vijftien eindexamens gestolen zijn, er financieel niet al te best voor staat. Sinds 2007 is het eigen vermogen van de school met 35 procent gedaald tot -4,2 miljoen euro in 2011. Ook met de algemene reserves is het dramatisch gesteld: in 2011 boekte de school bijna drie miljoen in de min af. Een negatief saldo betekent niet per se dat de school niet meer kan draaien, als er maar genoeg liquide middelen zijn. Maar met de liquiditeit, de mate waarin de lopende rekeningen betaald kunnen worden, van de school gaat het ook niet al te best: 0.14, terwijl tussen 0,5 en 1,5 als veilig gezien wordt.
Geen consequenties
Een andere graadmeter voor de financiële gezondheid van een school is de kapitalisatiefactor, vertelt onderwijskundige Reinout van Brakel. ‘Die is eigenlijk in het leven geroepen door de commissie Don (pdf) in 2009, om aan te geven hoe arm of rijk een school is,’ zegt hij. ‘Dat werd gedaan naar aanleiding van klachten van de Algemene Onderwijsbond, die zei dat sommige scholen een veel te groot eigen vermogen hadden.’ De kapitalisatiefactor geeft de verhouding tussen balanstotaal en totale baten aan. De bovengrens is 35 procent voor grote en 60 procent voor kleine scholen. Bij Ibn Ghaldoun – met krap 700 leerlingen een kleine school- is de kapitalisatiefactor gedaald van 41 procent in 2007 naar 21 procent in 2011.