Zoekresultaten voor

'districtenstelsel'

Foto: copyright ok. Gecheckt 10-03-2022

Hoe Duitsland een leider kiest

Bij de aankomende Bondsdagverkiezingen zijn minimaal 598 zetels te verdelen. Wie er de komende vier jaar plaats neemt op zo’n zetel hangt af van een bijzonder kiesstelsel. Het Duitse tweestemmenstelsel is uniek in zijn soort en vergt nogal wat rekenwerk. 

Na de val van de Muur vormden voormalig Oost- en West-Duitsland samen De Bondsrepubliek Duitsland. De republiek bestaat uit zestien deelstaten, die allemaal een eigen grondwet en een door het volk gekozen parlement en regering hebben. Daardoor zijn deze deelstaten grotendeels zelfstandig, maar landelijk vallen ze onder de verantwoordelijkheid van de Bondsdag.

Het staatshoofd van Duitsland is de Bondspresident, die vooral een ceremoniële functie heeft. Het is te vergelijken met de rol van de Nederlandse koning. De dagelijkse leiding is in handen van de Bondsdag, met aan het hoofd de Bondskanselier.

Bondsdagverkiezingen

Het kiesstelsel in Duitsland combineert het districtenstelsel, zoals in het Verenigd Koninkrijk, met het in Nederland bekende stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Het land is opgedeeld in 299 kiesdistricten en de eerste stem is voor een kandidaat binnen het kiesdistrict van de stemmer. Op deze manier winnen 299 kandidaten een direct mandaat.

Bij de tweede stem wordt er op een partijlijst gestemd. Krijgt een partij bijvoorbeeld 20 procent van de stemmen, dan winnen ze 20 procent van de 598 zetels. Deze zetels worden als eerst opgevuld door de kandidaten die in de districten gewonnen hebben. De overige zetels gaan naar de hoogst genoteerde kandidaten op de partijlijst. Een partij mag overigens pas deelnemen in de Bondsdag als ze de kiesdrempel van 5 procent halen. Tenzij ze in drie of meer deelstaten een direct mandaat winnen, dan hebben ze wel recht op het percentage gewonnen zetels.

Foto: BBC Radio 4 (cc)

De politieke erfenis van Thatcher

ANALYSE - Margaret Thatcher was een radicaal. Waarom kon ze zolang haar stempel op de Britse samenleving drukken? Een gastbijdrage van Armen Hakhverdian, Universitair Docent aan de afdeling Politicologie van de Universiteit van Amsterdam. Dit artikel verscheen eerder op het weblog Stuk Rood Vlees.

Margaret Thatcher was één van de meest iconische politici van de twintigste eeuw. Gisteren werd bekend dat ze op 87-jarige leeftijd is gestorven aan de gevolgen van een beroerte. De discussie om haar politieke erfenis is inmiddels losgebarsten, maar eigenlijk is die al jaren gaande. Wat mij betreft begint en eindigt elke discussie van die erfenis met de volgende grafiek:

Gini-UK-750x545

‘Stop Britain going red’

Hoge en en lage inkomens groeiden onder Thatcher in relatief korte tijd sterk uit elkaar. Bij haar aantreden in 1979 behoorde het Verenigd Koninkrijk wat betreft inkomensongelijkheid (hierboven gemeten aan de hand van de welbekende gini-coëfficient) tot de meest gelijke democratische samenlevingen ter wereld. ‘Thatcherism’ heeft dat voorgoed veranderd. Privatisering van staatsbedrijven, deregulering van de financiële sector, vleugellam maken van vakbonden,terugdringen van inflatie ten koste van hoge werkeloosheid; het zijn maatregelen die de Britten tot de dag van vandaag merken (voor legendarische media-optredens van Thatcher over haar economische beleid, zie hier en hier).

Thatcher heeft nooit een geheim gemaakt van haar plannen om de Britse samenleving ingrijpend te veranderen. Als ‘Leader of the Opposition’ merkte ze in 1977 op dat haar taak was ‘to stop Britain going red’. Na de verkiezingsoverwinning in 1979 zei Thatcher: ‘We have to move this country in a new direction, to change the way we look at things, to create a wholly new attitude of mind’. In 1984, toen haar economische plannen in een stroomversnelling raakten, stelde Thatcher: ‘I came to office with one deliberate intent: to change Britain from a dependent to a self-reliant society – from a give-it-to-me, to a do-it-yourself nation. A get-up-and-go, instead of a sit-back-and-wait-for-it Britain’.

Foto: copyright ok. Gecheckt 23-02-2022

Oekraïne tussen tirannie en democratie

De parlementsverkiezingen in Oekraïne zijn gewonnen door de pro-Russische Partij van de Regio’s van president Janoekovitsj. De voorzitter van de OVSE-waarnemingsmissie Walburga Habsburg Douglas sprak van een terugval in de democratie. Dat sloeg dan vooral op het het machtsmisbruik en de buitensporige rol van geld in de verkiezingscampagne.  Deze kritiek werd onmiddellijk overgenomen door NATO-chef Rasmussen en minister van Buitenlandse Zaken van de VS Hillary Clinton en vervolgens alle westerse media. Het rapport van de commissie hebben zij echter nog niet kunnen lezen, merkte het Oekraïense ministerie van Buitenlandse Zaken op. Was mevrouw Douglas misschien ontstemd over het feit dat ze geen bezoek mocht brengen aan oppositieleidster Timoesjenko, die in de gevangenis zit en opnieuw in hongerstaking is gegaan? Janoekovitsj zelf negeerde de kwalificatie van Douglas over de campagne: ‘The observers gave a positive assessment to the process of voting.’

De Tsjechische krant krant Lidové noviny schrijft over de verkiezingen in Oekraïne onder de kop: Moeizaam ontwaken uit een democratische droom. Janoekovitsj heeft vooral geprofiteerd van een nieuw door hemzelf geïntroduceerd verkiezingssysteem, een combinatie van evenredige vertegenwoordiging en districtenstelsel. En in veel districten is hij oppermachtig.  “Honderdduizenden dollars zijn er uitgegeven in de gebieden waar de door de regeringspartij gesteunde kandidaten sportterreinen en scholen bouwden of warmwaterleidingen aanlegden. […] Het lijkt erop dat deze verkiezingen eerder een geldkwestie waren dan een keuze voor de toekomst van Oekraïne.” Ook worden er op grote schaal stemmen geronseld bij kiezers die hun volmacht afgeven, maar dat gebeurt door alle partijen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 21-03-2022

De waarde van het referendum

OPINIE - De meest voorkomende klachten van burgers over Den Haag kunnen weggenomen worden door het instellen van een bindend referendum. Dit referendum moet dan wel aan bepaalde eisen voldoen.

Vorige keer heb ik betoogd dat ons meerpartijen- en coalitiestelsel zo slecht nog niet is. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat ons stelsel tegenwoordig slechter functioneert dan vroeger, en de invoering van districtenstelsels of kiesdrempels om het aantal partijen terug te dringen en coalitievorming te vergemakkelijken is dus een volkomen onnodige beperking van de democratie.

Ook met ons vertrouwen in de politiek en politici zit het wel goed. Zowel de vergelijking met vroeger tijden als met het buitenland laat een positieve bevolking zien die relatief veel vertrouwen heeft in de politiek en politici. Alweer een reden om vooral niets te veranderen aan ons coalitiesysteem.

Maar dat het goed gaat betekent niet dat het niet beter zou kunnen. Want helemaal klachtenvrij zijn we nu ook weer niet. Veel gehoord is de klacht dat we onze politici kiezen en vervolgens vier jaar als kiezer genegeerd worden.

Of die klacht gegrond is zal ik in het midden laten. Het belangrijkste is dat die er is. En dat ie door ons systeem wordt gevoed.

Ons systeem zit namelijk vol met inspraakrondes, maar wat er met die inspraak gedaan wordt is uiterst vaag en vrijblijvend. De paar referenda die we hier daarnaast gehad hebben, werden over het algemeen vergeten op de dag nadat we ze gehouden hebben.

Middelvinger

Het is niet gek dat deze vrijblijvendheid ervaren wordt als een middelvinger naar de burger, en dan met name natuurlijk door de burgers die het met het uiteindelijke besluit niet eens zijn. Zij kunnen altijd beweren dat de meerderheid het vast wel met hun eens zou zijn, als ze maar gehoord zou worden.

Daarbij kiezen mensen op een partij met een pakket, en in dat pakket zijn altijd wel een paar standpunten waar ze het niet mee eens zijn. De kans is er zo dat er op die manier wel een Kamermeerderheid te vinden is voor een minderheidsstandpunt. En daarnaast is er nog het verschijnsel van ons coalitiesysteem dat partijen er allerlei minderheidsstandpunten doordrukken in ruil voor hun deelname.

Referendum

Eigenlijk zijn al deze nadelen van ons systeem weg te nemen door het instellen van een bindend referendum. Het maakt de inspraak helder, en het geeft het volk de mogelijkheid de kamer terug te roepen als er een minderheidsstandpunt wordt doorgedrukt.

Het referendum heeft daarnaast nog twee grote voordelen die doorgaans niet genoemd worden.

Ten eerste wordt met een referendum het inhoudelijke debat aangejaagd. Mensen krijgen een oproep om over één bepaald onderwerp te kiezen en gaan op zoek naar informatie over dat ene onderwerp. Debatten gaan over de inhoud en niet over de personen. De kennis over een onderwerp wordt sterk vergroot, onder burgers maar ook onder politici. Misschien heeft dat zelfs wel invloed op de kwaliteit van de besluitvorming.

Ten tweede maakt de mogelijkheid voor burgers om een referendum te eisen allerlei verplichte (en tijd en geldverslindende) inspraakrondes overbodig.

De methode

Maar dat betekent niet dat het volk zomaar in de wilde weg over alles moet gaan stemmen, of dat het wenselijk is dat de politiek continu bij de burger op de stoep staat om toestemming te vragen. Een goede referendumregeling moet aanvullend zijn, en mijns inziens daarom aan vier strenge eisen voldoen.

Ten eerste zou het referendum altijd over één afgebakend onderwerp moeten gaan. Geen stemrondes over hele boekwerken zoals over de Europese grondwet, want dan zitten we met het probleem dat als er nee gezegd wordt niemand weet tegen welk onderdeel nu precies nee wordt gezegd. Staat er in een verdrag een discutabel punt, dan kan men daarover een referendum organiseren, maar niet over het hele pakket.

Ten tweede mag een referendum niet botsen met hogere wetgeving. Wanneer toch tot zo een referendum wordt opgeroepen dan moet er maar een referendum komen over die hogere wetgeving. Dat verheldert de discussie en houdt de wetboeken zuiver.

Ten derde zou een referendum alleen gehouden moeten worden als een x deel van de bevolking daartoe oproept. Het is niet de bedoeling om voor de vorm referenda te houden of de burgers lastig te vallen met ieder wissewasje. Wanneer echter vijf procent van de mensen zegt mee te willen beslissen, dan weten we zeker dat de burger ook meebeslissen wíl.

Ten vierde moet een referendum als aan de vorige voorwaarden is voldaan altijd bindend zijn, ongeacht de uiteindelijke opkomst. Wanneer erg weinig mensen op komen dagen omdat ze het punt te onbelangrijk vinden, dan beslissen de mensen die het wél belangrijk vinden.

Onder die vier voorwaarden zou een referendum mijns inziens een zeer waardevolle aanvulling kunnen vormen op ons democratische systeem. Wanneer daar niet aan wordt voldaan kunnen we het echter beter in de kast laten.

[Edit: naar aanleiding van de discussie kwamen we op een vijfde voorwaarde – er mag niet worden gestemd over ongedekte voorstellen: wanneer iets geld kost, moet aangegeven worden waar dat geld vandaan wordt gehaald.]

Bezwaren

Er worden vaak inhoudelijke bezwaren tegen een referendum ingebracht.

Het belangrijkste bezwaar is dat het volk het aan kennis en inzicht zou ontbreken om overal maar over mee te beslissen.

Eigenlijk is dat een heel raar argument, want als dat op zou gaan voor een simpele ja/nee vraag zoals in een referendum beantwoord dient te worden, waarom zou dat dan niet opgaan voor de gewone verkiezingen? Waarom zou het makkelijker zijn te stemmen over een stuk of twintig verkiezingsprogramma’s en een lijst van meer dan driehonderd mensen dan over één issue? Dit argument is kortom geen argument tegen een referendum maar eerder een argument tegen het hele begrip democratie. En tegen democratie valt veel in te brengen, ik houd er toch maar aan vast als minst slechte aller systemen, puur en alleen al omdat het politici dwingt om draagvlak te blijven zoeken. En dan is het referendum een voor de kiezer beter behapbare vorm dan indirecte democratie.

Los daarvan wordt het argument dat het volk te dom zou zijn voor een referendum ook weersproken door de praktijk van referendumland Zwitserland (interessant artikel-alert). Dit land houdt al meer dan honderd jaar verstrekkende referenda, de meesten bindend van karakter, en het land is ondanks wat je ervan kan vinden alles behalve een bananenrepubliek. Integendeel, het is één van de meest welvarende landen ter wereld, en fundamentele rechten zijn er over het algemeen goed geborgd.

Dan is er het bezwaar dat je vaak hoort, dat we nu eenmaal politici hebben om onze beslissingen te nemen, en dat we met het referendum een dubbel systeem creëren.

Maar ook dat is een raar argument. We hebben politici immers aangesteld omdat we zelf geen tijd hebben ons de hele dag in dossiers te verdiepen. Maar dat ontneemt ons toch niet het recht die mensen te corrigeren? Als ik een accountant aanstel voor mijn administratie wil ik best naar de man luisteren wanneer hij met voorstellen komt, maar als ik het niet met hem eens ben beslis ik uiteindelijk toch zelf. Daarmee maak ik mijn accountant en zijn kennis echter nog niet overbodig. Die man hoort alleen zijn plaats te kennen. En zo zit dat ook met gekozen politici.

Situatie

De discussie over referenda is al heel oud in Nederland. Eigenlijk kunnen we zeggen dat dit het troetelkind is geweest van iedere beweging van politieke vernieuwers en kwade burgers. D66, Leefbaar Nederland, Fortuijn, Verdonk, Wilders en de SP: allemaal referendumpartijen. Aan de andere kant zijn de traditionele machtspartijen juist geneigd om referenda tegen te houden. De PvdA is nog het meest geneigd mee te gaan, maar staat duidelijk niet te springen. Het CDA is pertinent tegen. En de VVD heeft altijd wel een senator achter de hand om als het puntje bij paaltje komt het referendumfeest tegen te houden.

Het is duidelijk: politici geven hun macht niet graag af. Hoe dichter partijen bij het pluche komen en hoe meer ze hun zin krijgen, hoe minder je ze doorgaans over referenda hoort. En dat is waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom het bindend referendum er nog steeds niet is.

Mij lijkt het echter dat het eindelijk eens tijd wordt serieus werk te maken van het referendum, als we tenminste serieus willen zijn met het begrip democratie. Zo niet, dan moeten we ook niet gaan miepen over de kloof tussen de burger en Den Haag. Want die houden we dan zelf in stand.

Foto: copyright ok. Gecheckt 24-10-2022

Niks mis met ons democratisch systeem

OPINIE - Er moet hoog nodig iets gebeuren aan ons kiesstelsel. Sinds Fortuyn is de kiezer op drift: grote electorale verschuivingen, moeilijke formaties, kort zittende kabinetten… kortom Italiaanse toestanden! Dit kan zo niet langer doorgaan of het land is onregeerbaar!

Een bekend verhaal nietwaar? Jaja, eens in de zoveel tijd verschijnt er weer een column van één of andere wijsneus met iets als bovenstaande alinea als inleiding. Daarna volgt dan een stuk waarin gepleit wordt voor een beperking van onze democratie.

Dan wordt bijvoorbeeld voorgesteld om door middel van een kiesdrempel een aantal kleine partijtjes uit het centrum van de macht te drukken. Of om door middel van een districtenstelsel hetzelfde te kunnen doen. Of door een winner-takes-it-all systeem ervoor te zorgen dat partijen die geen absolute meerderheid van stemmen behalen vooral vier jaar lang hun mond zullen houden.

Het punt is: als maar genoeg herhaald wordt dat we een probleem hebben met onze democratie gaan mensen het nog vanzelf geloven ook. Terwijl die hele analyse boven van geen kant deugt. We lopen even de dogma’s in bovenstaande bewering langs.

Electorale verschuivingen

Ja, er zijn veel verschuivingen van kiezers de laatste jaren geweest. Maar uiteindelijk bleef de verhouding tussen links en rechts opvallend constant. Links plus D66 slaagt er nooit echt in een meerderheid te behalen, behalve misschien af en toe als we de ChristenUnie meetellen. Rechts heeft bijna net zoveel moeilijkheden met het behalen van een stabiele meerderheid. Zo is het al decennia gesteld in dit land.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Slippendragers en oligarchie

Mooi thema dat door Baudet wordt aangesneden: Nederland is ondemocratisch, partijen zijn oligarchische speeltuinen, andere regels zijn nodig.

Daar zegt de jonge geleerde zoiets: het is een stokoud debat in de sociaal-democratie. “Wie organisatie zegt, zegt oligarchie”, zie Robert Michels, daarmee zijn ijzeren wet van de oligarchie formulerend. Als er dan toch leiding nodig is, dan ook maar goed, moet hij gedacht hebben en sloot zich aan bij de fascisten van Mussolini.

Politieke partijen komen in de regels van onze staatsinrichting niet voor. Maar politieke partijen hebben wel een paar opdrachten:

1) zij moeten de collectieve wilsvorming organiseren;

2) zij moeten recrutering en kandidaatstelling regelen;

3) zij moeten met elkaar strijden om de kiezersgunst.

Baudet vindt het schandelijk als een partij van mening verandert om electoraal voordeel te behalen, maar dat lijkt mij onzin. Democratie is naar het volk luisteren en het zijn toch die vermaledijde linkse elites die dat nalaten?

De essentie van de democratie is het dualisme, meent Baudet. Tja, al een halve eeuw geleden had ik daarover discussies met leden van D66. Het lijkt mij niet. De essentie van de democratie is het primaat van de meerderheid, maar gekoppeld aan een diep respect voor opvattingen en rechten van minderheden. Als je praat over bestuur en controle, kun je het over monisme en dualisme hebben. Dan heb je het over mechanismen en instrumenten van bestuurlijke organisatie, niet over de mentale instelling van de democraat.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Baudet bouwt een filosofisch luchtkasteel

Deze gastbijdrage is van politicologen Tom van der Meer en Sarah de Lange en is een reactie op dit artikel van Thierry Baudet. Het stuk verscheen 11 juni in NRC Handelsblad.

In de NRC van 4 juni 2011 doet Thierry Baudet een aantal ferme uitspraken over wat hij de “ondemocratische” Nederlandse politiek noemt. Het stuk is echter losgezongen van feitelijke onderbouwing. Het gevolg is een filosofisch luchtkasteel.

Het probleem?

Baudet signaleert terecht een aantal problemen, met name vanuit het ideaal van een pluralistische, participatieve democratie. De gevestigde partijen hebben inderdaad nagenoeg een monopolie op politieke benoemingen. En partijelites hebben een sterke invloed op de samenstelling van kieslijsten. Deze problemen zijn niet nieuw, maar wel relevant.

Baudet claimt echter dat de macht van de elite nog veel verder gaat. Volgens hem bepaalt de landelijke partijtop wie de lijsten in de grote steden aanvoert, en zelfs welk beleid wordt gepropageerd. Een opmerkelijke stelling, die helaas niet met voorbeelden ondersteund wordt. Voorbeelden van het tegendeel – zoals Ahmed Marcouch die niet als PvdA-lijsttrekker werd gekozen in Amsterdam Nieuw-West – kennen wij wel. Nog los van het (afwezige) anekdotische bewijs, klopt Baudets claim niet met de werking van politieke partijen: de landelijke partijtop bepaalt de lokale lijsttrekker niet. Het zijn uiteindelijk altijd de lokale partijleden die kiezen tussen verschillende kandidaten, ook als er een gesteund wordt door de partijtop. Juist die keuzevrijheid is het hart van de interne partijdemocratie.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Slippendragers zijn geen democraten

Deze bijdrage is van Thierry Baudet en verscheen op zaterdag 4 juni in NRC Handelblad. Lees het weerwoord van politicologen Tom van der Meer en Sarah de Lange hier.

Alle belangrijke politieke posities in Nederland worden bekleed door partijleden die zich populair hebben gemaakt bij de partijtop. Alle ministers, burgemeesters, Eerste Kamerleden, commissarissen der koningin, prominente gemeenteraadsleden en kandidaten voor internationale baantjes zijn partijpolitici. Zij danken hun positie niet primair aan objectieve deskundigheid of aan een electoraat. Zij danken hun positie aan het handjevol mensen rond de leider van hun partij.

Nooit worden mensen benoemd die geen partijlid zijn. Nooit worden mensen benoemd die zich binnen de partij hebben geprofileerd als buitenstaander. Bijna alle ‘gekozen’ politici – Kamerleden, gemeenteraadsleden, leden van de Provinciale Staten – worden door helemaal niemand gekozen. Zij verwerven hun positie op de slippen van de lijsttrekker of de partijtop. Aan hen wordt vervolgens, vanzelfsprekend, loyaliteit verwacht. Het is nauwelijks een overdrijving om te stellen dat de Tweede Kamer geen 150 onafhankelijke leden telt, maar slechts zoveel leden als er fractievoorzitters zijn. De rest van de Kamer doet allerlei onderzoekswerk, onderhoudt contacten met de achterban en vangt soms de klappen op van impopulaire maatregelen, maar een zelfstandige stem hebben ze niet.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Senaat 2.0: Echt Bicameraal

Nederland heeft een bicameraal stelsel, een parlement met twee kamers. De facto betekent dat dat wat is voorbesproken door professionele politici in de Tweede Kamer nog een keer wordt besproken door amateurs in de Eerste Kamer. Alleen in uitzonderlijke gevallen doet de Eerste Kamer er echt toe. In de rest van tijd voeren professoren hoogdravende debatten die uiteindelijk maar beperkt invloed hebben op het beleid.

Dat heeft twee redenen: ten eerste heeft de Eerste Kamer vaak eenzelfde samenstelling als de Tweede Kamer. Beide zijn gekozen met evenredige vertegenwoordiging. De een direct en de ander indirect. Omdat er dezelfde verhoudingen zijn, zal de uitkomst van de besluitvorming niet sterk verschillen. Alleen omdat er nu in de Tweede Kamer een meerderheid over rechts is, terwijl er in de Eerste Kamer geen rechtse meerderheid is: verschil in samenstelling is cruciaal voor een werkend bicameraal stelsel. Daarnaast beperken de rechten en de middelen van de Eerste Kamer het vermogen van de Eerste Kamer om een stempel te drukken op de politiek. Het gebrek van een recht van amendement, amateur-politici die nauwelijks ondersteuning hebben. Van hen kun je niet verwachten dat ze een stempel kunnen drukken op de politiek. Als de twee kamers allebei bestaan uit professionele politici met vergelijkbare rechten.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een onvoldoende voor de democratie?

Een bijdrage van Bert van den Braak. Het stuk is ook te lezen op de site van het Montesquieu Instituut.

De recentelijk verschenen Democratic Audit van Nederland schetst een vrij somber beeld van de toestand van het Nederlandse staatsbestel. Dat bestel is te veel op vertegenwoordiging gericht en te weinig op ‘afrekenen’, zo menen de leiders van het onderzoek dat aan de Audit ten grondslag lag, de hoogleraren Rudy Andeweg en Jacques Thomassen.

Onmiskenbaar kleven er bezwaren aan de wijze waarop in Nederland kiezers invloed kunnen uitoefenen op met name de samenstelling van het kabinet. Kabinetten komen tot stand na een vaak moeizame formatie en de uitkomst kan door sommigen (velen?) als verrassend worden ervaring. In 2003 hadden niet velen voorzien dat D66 zou gaan regeren met CDA en VVD. D66 sloot voor de verkiezingen zo’n combinatie uit. In 2007 kwam min of meer uit nood samenwerking tussen PvdA en ChristenUnie tot stand. In beide jaren was er een (getalsmatige) noodzaak om tot een meerderheidskabinet te komen.

De uitkomst van de jongste verkiezingen was achteraf beschouwd minder verrassend. Samenwerking met de PVV leek voor geen enkele partij direct verkieslijk, maar noch VVD, noch CDA sloten die ‘partij’ uit als mogelijke coalitiepartner. Voor zowel CDA als VVD was samenwerking met de PvdA weinig reëel en dat gold eveneens voor ‘middenvarianten’ met bijvoorbeeld GroenLinks en D66. Al vóór de verkiezingen van vorig jaar was het nauwelijks voorstelbaar dat er opnieuw een regeringscombinatie zou komen waarvan CDA en PvdA de dominante ‘dragers’ zouden zijn. De nieuwe zetelverdeling bevestigde alleen die onmogelijkheid. En dus bleef VVD, CDA en PVV als enige optie over.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Links in Frankrijk

Palais de Chaillot onder de Eiffeltoren door (Foto: Flickr/glyn_nelson)

Links in Frankrijk is verdeeld in vele partijen, groeperingen en allianties: zo is er binnen links sterke verdeling tussen communisten en socialisten en radicalen en republikeinen. Het kiesstelsel dwingt deze partijen samen te werken. Frankrijk heeft een districtenstelsel met twee ronden: die twee partijen die in de eerste ronde de meeste stemmen halen in een district, gaan in de tweede ronde de strijd aan voor die ene zetel. In de eerste ronde wordt dus een grote verscheidenheid aan partijen gekoesterd, maar in de tweede ronde wordt iedereen gedwongen te kiezen vaak voor een kandidaat van een links blok of van een rechts blok.

Groene politiek in Frankrijk heeft een lange tijd geweigerd te kiezen voor een van deze twee blokken. De leider van de Franse groene echode de Nederlandse CDA-leider Van Agt met zijn stelling dat groene politiek noch links, noch rechts was. Immers de vernieuwende ideeën van de Franse Groenen over een alternatieve, groene samenleving stond veraf van de nadruk van links en rechts op productie, economische groei en industrie. In de jaren ’90 braken De Groenen met deze koers en traden zij toe tot de linkse alliantie. Dit brak de groenen echter wel op: een groepering splitste af om de onafhankelijke koers door te zetten, maar ook bij de rechtse alliantie trad een groene partij toe. Dit zijn echter in electorale zin irrelevante partijen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Democratie in beweging

Verkeersbord 'curve left then right' (Wikimedia Commons/Epson291)

Tijdens de midterm elections vorige week hebben de Democraten het grootste verlies geleden sinds decennia. Alleen doordat de tegenstanders vaak gepatenteerde gekken waren hebben de Democraten in ieder geval nog de Senaat kunnen behouden. Volgens Frans Verhagen is de Tea Party slechts een opgewonden theekransje dat verder niet veel effect op de politiek zal hebben in Amerika. Maar is dat ook zo?

Lust in your heart
Als een vooraanstaand politicus als Harry Reid, die voorzitter van de Senaat is alleen maar kan winnen omdat zijn tegenstander Sharron Angle onervaren en een dwaas is, dan is er iets niet helemaal in orde. Hoe was het mogelijk dat mevrouw Angle door de Republikeinen als kandidaat werd gekozen? Is alles wel helemaal in orde in die grote democratie van het machtigste land van de wereld? Het zou niet moeilijk moeten zijn om te winnen van clowns die beweren dat de President heimelijk een moslim is, een socialist, of hem vergelijken met Hitler.

Bah, masturbatie (screenshot van Youtube/Rachel Maddow)Om nog maar niets te zeggen over de corrumperende werking van masturbatielust in your heart is committing adultery volgens Christine O’Donnell, Tea Party kandidaat voor de Senaatzetel van Delaware dankzij de steun van Sarah Palin. Dit heeft O’Donnell ooit verklaard zoals blijkt uit oude opnamen die Rachel Maddow uit archieven heeft weten op te diepen. In het screenshot is haar afschuw van seksualiteit goed te zien – bekijk ook de video.

Vorige Volgende