dossier

Democratie

Foto: Frédéric BISSON (cc)

De SP wil opkomstplicht. Is dat verstandig?

ANALYSE - Principiële afhakers komen ook in een systeem met opkomstplicht niet snel opdagen. Bovendien brengen onwillige kiezers eerder een blanco stem uit, of een inhoudelijke stem die minder doorwrocht is dan kiezer die uit eigen beweging gaan stemmen. Dat concludeert Tom van der Meer uit diverse onderzoeken naar de opkomstplicht bij verkiezingen, in zijn  analyse op Stuk Rood Vlees.

De SP zwengelt de discussie over opkomstplicht bij verkiezingen aan. Partijvoorzitter Ron Meyer denkt dat het parlement daardoor “een fotografische weergave zou worden van de bevolking”. Strategisch zou de SP een voordeel halen door relatief veel kiezers te trekken onder de niet-stemmers die inhoudelijk dichtbij hun zouden staan.

Opkomstplicht wordt wel vaker voorgesteld. In het algemeen worden er door de voorstanders verschillende positieve effecten gesuggereerd. Door opkomstplicht zou de politieke ongelijkheid tussen groepen in de samenleving afnemen, het parlement een betere afspiegeling zijn van de bevolking, en zouden inactieve burgers alsnog politiek betrokken raken. Maar klopt dat ook?

Minder ongelijkheid?

De wetenschappelijke literatuur is er niet over uit of opkomstplicht leidt tot minder ongelijke deelname aan verkiezingen tussen sociale groepen. Een meerderheid van studies suggereert dat bijvoorbeeld met name lageropgeleiden gesteund worden om op te komen door een opkomstplicht. Maar andere studies – van nota bene hetzelfde onderzoeksteam – ondersteunen die conclusies niet. Het effect is hoe dan ook bescheiden.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Verdwenen partijdemocratie

COLUMN - van Prof. Dr. Joop van den Berg.

De veel te vroeg overleden politicoloog Peter Mair is in 2013 breed bekend geworden als auteur van Ruling the Void, 1) een boek waarin hij betoogt dat de klassieke politieke partijen zozeer aan ideologische betekenis hebben verloren dat zij in een regering onderling verwisselbaar zijn geworden. Regeringsbeleid is een kwestie geworden van kleurloze technocratie onder het motto: ‘There is No Alternative’. Dat maakte zulke partijen, vooral van links, onherkenbaar voor hun kiezers. Die kregen bovendien het vermoeden dat belangrijke kwesties onder het tapijt werden geveegd. Deze combinatie van depolitisering en verwaarlozing werd de voedingsbodem van het Europese populisme als succesvolle politieke beweging.

Merkwaardig eraan was onder meer dat zij niet voor een nieuw pluralisme pleitte – grotere politiek georganiseerde diversiteit – maar zich juist daartegen keerde door het weg te zetten als een samenzwering van een corrupte elite tegen de onschuldige, verweesde bevolking.

Populisme houdt vervolgens het streven in naar een nieuwe meerderheid die de bevolking weer echt zou representeren. Die ook een einde zou kunnen maken aan de macht van allerlei instellingen zoals de rechter, die zonder te zijn verkozen de voorkeuren van ‘de meerderheid’ kunnen blokkeren. Behalve door deze weerzin tegen de democratische rechtsstaat kenmerkt zich het populisme ook door chauvinistische afkeer van ‘globalisering’ en Europese integratie.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

De democratische rechtsorde kun je niet met onconstitutionele middelen bevorderen

ANALYSE - door Prof. dr. Tom Zwart

© Sargasso logo democracy-shaun-apple-3Op 21 december jongstleden heeft minister Dekker het wetsvoorstel ‘Transparantie van maatschappelijke organisaties’ opengesteld voor internetconsultatie. Het voorstel verplicht maatschappelijke organisaties om donaties van €15.000 en meer openbaar te maken. Op die manier wil de minister voorkomen dat organisaties afhankelijk worden van één bepaalde financier, die daardoor zeggenschap krijgt over de koers. Dat zou vooral problematisch zijn als die organisatie zich daardoor laat verleiden tot gedrag dat indruist tegen de Nederlandse rechtsstaat. Politieke organisaties zijn van dit regime uitgezonderd omdat voor hen een aparte regeling geldt, te weten de Wet financiering politieke partijen.

Een belangrijke vraag is welk maatschappelijk probleem de minister met deze wet wil oplossen.

Zijn er in Nederland maatschappelijke organisaties die zich schuldig maken aan antirechtstatelijk gedrag omdat zij daartoe door een donateur worden aangezet? Die vraag is de regering al meerdere malen gesteld, maar zij is er tot nu toe niet in geslaagd om daarvan voorbeelden te geven. Bovendien kan een maatschappelijke organisatie die op deze manier over de schreef gaat nu al met behulp van de strafwet en de verbodenverklaring ex art. 2:20 BW worden aangepakt. Of het gedrag uit de koker komt van de geldschieter of de organisatie zelf doet dan niet ter zake.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Democratisch Discours: Hyperpartijdigheid

ANALYSE - DDR-66, Forum voor Demagogie en de Partij van de Allochtonen. De Nederlandse politiek raakt verhit. Steeds meer krijgt men een afkeer van ‘de andere kant’. Hoeveel begrip heeft u als GroenLinks/D66 kiezer voor de standpunten van de PVV/FvD en vice versa?

Polarisatie

In Amerika is duidelijk een tweedeling te zien tussen de Democratische en Republikeinse partij. Beide kampen hebben in de regel niet alleen een hekel aan elkaar, maar ook een verdraaid beeld van de ander.

De polarisatie slaat ook in mindere mate over naar Nederland. Nederland heeft geen tweepartijenstelsel, de kloof ligt eerder tussen ‘establishment’ versus ‘anti-establishment’ of ‘elite’ versus ‘populisme’.

Welstand en opleiding

Parallel aan deze scheiding ligt een gat tussen de hoogopgeleide Nederlanders en laagopgeleiden. Uitzonderingen daargelaten, stemmen hoogopgeleiden op het ‘establishment’ en laagopgeleiden op ‘anti-establishment’.

Enerzijds is dit logisch: een hoge opleiding staat in verband met een (betere) baan en een hoger inkomen. ‘Het systeem’ werkt in hun voordeel. Anderzijds kan men dan weer vraagtekens zetten bij het feit dat laagopgeleiden naast de SP of de PvdA ook op rechts-populistische partijen stemmen. Kennelijk vertroebelen kwesties als migratie de meer voor de hand liggende keuze voor financieel eigenbelang.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Een oplossing voor de democratische crisis

COLUMN - Over wat er mis gaat met onze democratie, en wat daaraan te doen

Onze democratie

Bij de algemene beschouwingen van afgelopen jaar oogstte Baudet vooral hoon bij zijn collega’s, toen hij beweerde dat de debatten in de tweede kamer eigenlijk alleen maar een inhoudsloos spel voor de bühne zijn. Helaas heeft hij daar echter wel gelijk in. De huidige politieke situatie is eigenlijk de naam democratie nauwelijks waard.

Want wat is de praktijk? Direct na de verkiezingen duiken in ons land de winnende partijen een achterafkamer in, om in het diepste geheim een coalitieakkoord te smeden. Daarmee zetten ze effectief gezien vervolgens vier jaar lang de tweede kamer buitenspel.

In de tweede kamer speelt zich rond dit akkoord vervolgens een ritueel af. De coalitie verdedigt het coalitieakkoord, de oppositie valt dat aan (en vangt bij de meeste debatten bot), terwijl van bijna ieder debat de uitkomst eigenlijk van tevoren al vastligt.  Coalitiepartijen stemmen doorgaans anders dan wanneer ze niet aan een akkoord gebonden zouden zijn, en anders dan hun partijprogramma vertelt. Door coalitietrouw gebeurt het regelmatig dat minderheidsstandpunten wetten worden, en dat kleine minderheden belangrijke veranderingen blokkeren.

In een democratie regeert het volk in open debat en bij gratie van meerderheden. Onze praktijk is daar sterk van verwijderd. En het levert niet zoveel goeds op. Deze manier van werken heeft vooral nadelen. Kabinetsvorming is soms zeer moeilijk, en de uitkomst is voor veel partijen onbevredigend: niet alleen voor de oppositie, maar het is ook vaak pijnlijk voor coalitiepartners. Het volk krijgt ondertussen maar al te vaak de indruk dat politici volkomen onbetrouwbaar zijn. Kabinetten zijn vaak instabiel, slecht presterende ministers wordt vanwege coalitietrouw de hand boven het hoofd gehouden, en de politiek draait meer om macht dan om rationele argumentatie.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

De politisering van de Europese politiek

OPINIE - Een eindejaars beschouwing over de Europese politiek. Met een wens voor een nieuw verhaal in de komende verkiezingscampagne.

Minder dan een half jaar voor de Europese verkiezingen is het perspectief op eenheid in Europa verder weg dan ooit. Het Verenigd Koninkrijk, zeker in economisch opzicht een van de belangrijkste partners, heeft de samenwerking opgezegd. Enkele lidstaten bewegen zich in een richting die bij anderen steeds grotere zorgen baart. De kloof tussen noord en zuid groeit. De EU draait vanouds op de as van de twee grootste continentale landen, Frankrijk en Duitsland. Maar ook daar zien we grootse plannen gesmoord in de harde realiteit, mede omdat omringende landen niet meer bereid zijn echt belangrijke stappen te zetten, zoals onlangs bleek bij het verzet tegen een eigen begroting voor eurolanden. Tien jaar geleden, tijdens de economische crisis, was er meer eenheid in Europa dan op dit moment, nu het er in alle landen een stuk beter voorstaat. De Unie kraakt en niemand weet hoe het gaat aflopen.

Veel meer dan wat mooie woorden over de Europese samenwerking kunnen we van de meeste regeringsleiders de komende maanden ook niet verwachten. De een ligt daarvoor thuis te veel onder vuur, een ander krijgt ‘harde klappen’ te verduren. De ene premier is demissionair, en bereidt zich voor op nieuwe verkiezingen, een ander slaagt er sinds de verkiezingen begin september nog steeds niet in een nieuwe regering te vormen. En moeder Merkel heeft al aangekondigd dat ze er mee gaat stoppen. De meeste politici zijn vooral bezig met binnenlandse politieke besognes. Een echt Europese verkiezingscampagne zal er niet komen, hoogstens van nieuwelingen in de marge. Het huidige kiessysteem dat uitgaat van nationale kandidatenlijsten zit daarvoor nog steeds in de weg.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Democratisch Discours: Commissie Remkes

VERSLAG - Op 13 december presenteerde de Staatscommissie Parlementair Stelsel haar rapport ‘Lage drempels, hoge dijken. De Commissie Remkes, vernoemd naar haar voorzitter, heeft twee jaar lang onderzoek gedaan naar de wijze waarop ons parlementair stelsel vernieuwd moet worden. En dat is hoognodig.

Op dinsdag 18 december woonde ik een lezing bij over het rapport van Remkes, georganiseerd door het Montesquieu Instituut. Een panel van wetenschappers gaven hun mening over het rapport.

Lage drempels

‘Hou toch op over die gele hesjes’ klinkt naast mij. Een van de panelleden heeft zojuist het g-woord laten vallen om de onvrede met de politiek te illustreren. De irritatie is begrijpelijk: een 2000-koppige demonstratie van wetenschappers wordt bekroond met een klein artikel op een achterpagina, terwijl de media op elke geel-gehesde demonstrant of klaar-over duikt.

Desalniettemin staat vast dat er een kloof tussen burger en bestuurder is. Commissielid Ruud Koole schetste een tegenstelling tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden, waarbij de laatsten zich voelen achtergelaten in het licht van globalisering en migratie.

Als hun stemmen geen weerklank vinden bij ‘establishment’ politici, zoeken zij hun toevlucht tot populistische partijen. Om dit te voorkomen moet dit ‘establishment’ minder neerbuigend over het ‘hoi polloi’ zijn en de oren open zetten. Of zoals Martin Sommer het verwoordt: ‘Remkes wil eigenlijk dat de D66-kiezer eens wat beter naar Wilders luistert’. De politiek moet toegankelijker voor de burger; er moet een lage drempel zijn voor betreding van de tempel der democratie.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

De kwaal en de middelen

COLUMN - van Prof.Dr. Bert van den Braak

Zelfverrijking, pensioenkortingen, een latere AOW-leeftijd, geringe kansen op de arbeidsmarkt, hogere zorgkosten, financiële gevolgen van de energietransitie, niet-nagekomen beloften, vermeende Europese bemoeienis, regeldruk, komst van migranten, moeizame integratie, vrees voor terrorisme, mislukte overheidsprojecten, het bestaan van voedselbanken. Het zijn allemaal – afzonderlijk of in combinatie – redenen, met name voor lager opgeleiden, om ontevreden te zijn over ‘de politiek’. Daarbij geldt zeker een gevoel van zich ‘niet gehoord’ voelen. ‘Ze doen maar en ze luisteren toch niet naar ons’.

De analyse in het eindrapport van de Staatscommissie parlementair stelsel dat er sprake is van een kloof tussen hoger en lager opgeleiden is op zichzelf juist. Dat is echter primair een politieke kloof en heeft hoogstens indirect met ‘het stelsel’ te maken. Betwijfeld moet dan ook worden of wijzigingen in het stelsel die kloof kleiner zullen maken.

De stem van ontevredenen is wel degelijk in het parlement vertegenwoordigd. Partijen als SP, PVV, 50PLUS en Forum vertolken dat geluid. Dat doen ze op een eigen toon en met eigen voorstellen voor een ander beleid. De SP kwam bij de afgelopen verkiezingen met een voorstel voor een ander zorgstelsel. 50PLUS heeft duidelijke voorstellen om de positie van gepensioneerden en van oudere werknemers te verbeteren. De PVV en Forum bepleiten een Nexit en directe democratie. Dat de ‘ontevreden’ zich toch onvoldoende vertegenwoordigd achten, komt omdat deze oppositiepartijen nauwelijks kans maken om tot regeren te komen. De SP had in 2006 een electoraal hoogtepunt (25 zetels), maar wist dat succes niet te bestendigen en kon zich niet herstellen, zelfs niet bij het smadelijke verlies van de PvdA in 2017. De gedoogconstructie van de PVV (2010-2012) liep spoedig spaak. Deze oppositiepartijen, en het geldt ook voor het kleinere 50PLUS, zijn vrij machteloos. De stem van onvrede wordt wel vertolkt, maar vindt geen weerklank.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

“Een referendum over het eindresultaat van de Brexit onderhandelingen is niet ondemocratisch”

Honderdduizenden demonstranten trok de anti-Brexit betoging in Londen zaterdag 20 oktober. Een van de eisen: een nieuw referendum. De reactie van het conservatieve pro-brexit parlementslid Jacob Rees-Mogg: ‘we have already had a People’s vote’

Een van de demonstranten, de student Jude Wilkinson geeft hem van repliek:

We haven’t. When the public voted, they did not know what the actual deal would look like, so to imply that they’ve endorsed any deal irrespective of its merits is ludicrous. To use the analogy of a protestor on BBC News, if you were engaged to someone and they turned out to be a psychopath just before the wedding, you would be well within your rights to cancel the whole affair.

It is deeply frustrating that the response to any form of democratic engagement is simply a dogmatic insistence that ‘the people have spoken’. As a young person today, it is maddening to have everything that I care so deeply about trampled by those who have a jihadist certainty of the merits of their own post-Brexit utopia.

The Tory right are like the Oliphaunts in Lord of the Rings – ancient, blundering creatures, impervious to nuance or compromise. And they are trampling us all in their wake.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

De noodzaak tot vrijdenken

RECENSIE - ‘Vrijdenken is niet slechts een waarde in zichzelf, maar een voorwaarde voor een moreel rechtschapener wereld’

In Over politieke correctheid manen Gerben Bakker en Gert Jan Geling ons in het maatschappelijk debat toch vooral zelf te blijven nadenken en te waken voor onmondigheid. ‘Elk zwijgen, verbloemen of verdraaien van wat men werkelijk denkt, ten gunste van de welgevallige opvatting, is uit den boze wanneer dit een opschorting inhoudt van het zelf denken,’ schrijven ze met verwijzing naar de beroemde filosoof Immanuel Kant. ‘Wat werkelijk telt is dat we oprecht proberen ons gedrag te laten aansluiten bij onze rede. Politiek correcte motieven staan in dit opzicht nadenkendheid in de weg….We mogen, kortom, nooit politiek correct zijn omdat we te laf zijn om zelf te denken’(p.181-182, 186).

Hannah Arendt

Naast Kant kunnen we in dit opzicht veel leren van Hannah Arendt, schrijven Bakker en Geling. Het grootste gevaar voor ‘politieke ontaarding’ zoals in het nazisme is intellectuele luiheid, omdat ‘niet de denkbeelden als zodanig gevaarlijk zijn, maar het gebrekkig kritisch-intellectuele vermogen van mensen waardoor ze te weinig weerstand bieden tegen deze denkbeelden.’ Arendt ontleende daarvoor aan Kant het idee van een enlarged mentality, het ‘vermogen van mensen om hun persoonlijke meningen te spiegelen aan maatschappelijk pluriforme gezichtspunten (…) We moeten volgens Arendt ons vermogen benutten om feiten die voor onszelf vaststaan te spiegelen aan hoe anderen, vanuit andere posities, daarover zouden kunnen denken’ (p.156). Want we moeten er voor waken dat als waar ervaren denkbeelden zonder toetsing blijven en uitgroeien tot voldongen feiten. ‘Eeuwige en onveranderlijke waarheden’ schrijft Arendt, ‘zijn misschien leuk als onderwerp van een eenzame denker, maar hebben weinig te zoeken in het publieke domein, waar we een open discussie kunnen voeren’(p.153). Het is voor een individu of voor een bepaalde groep misschien wel aantrekkelijk om vast te houden aan een denkbeeld, maar we moeten voorkomen dat persoonlijke of sociaal-psychologische motieven de doorslag gaan geven in het maatschappelijk debat.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Wakker in een vreemde wereld

COLUMN - Nondeju. Dat is een woord dat ik in het dagelijks leven nooit gebruik, maar het lijkt nu ontzettend toepasselijk. Ik zat lang in de ontkenningsfase, of tenminste in de het-zal-allemaal-zo’n-vaart-niet-lopen-fase, maar het is me nu wel duidelijk. Ik word wakker in een vreemde wereld. Een wereld waarin onderscheid wordt gemaakt tussen goed volk en, nou ja, geen goed volk. Of zo. De criteria zijn nog niet helder.

Klaas Dijkhoff staat inmiddels bekend om zijn gebakken-luchtballonnetjes. Eerst over het korten van uitkeringsgerechtigden en het uitzetten van vluchtelingen (gechargeerd), nu over het dubbel straffen van mensen die in bepaalde wijken een misdrijf begaan.

Het is natuurlijk een bliksemafleider, wegens gedoe rond de dividendbelasting die in de Algemene Beschouwingen een heet hangijzer zijn. Daarom gooit hij er een belachelijk voorstel in waar iedereen van op zijn achterste benen gaat staan. Hij weet dat het een onmogelijk plan is, het is in strijd met de grondwet en de mensenrechten, het is ook onuitvoerbaar.

Toch gaat hij met hart en ziel het debat aan. Op de radio hoorde ik hem fulmineren tegen Alexander Pechtold, want die zou nooit iets gedaan hebben voor “de mense” in de wijken die ermee te maken hebben (of dat goed volk is blijft in het midden). Er even aan voorbijgaand dat de VVD al jaren het beleid bepaalt. Dat uitgaat van laisser-fair van de markt (hallo malafide taalbureaus, uitzendbureaus, incassobureaus en wat voor bull-shit-bureaus je ook maar kan bedenken) en zelfredzaamheid van de burger. Dat beleid dat flink gesnoeid heeft in de budgetten van de sociale advocatuur en de rechterlijke macht. Dat verantwoordelijk is voor de puinhopen bij de Belastingdienst en de Nationale Politie. Dat beleid dat het nieuwkomers (en oudkomers) ontzettend moeilijk heeft gemaakt om te integreren.

Foto: Frédéric BISSON (cc)

Toch weer constitutionele toetsing

COLUMN - door Prof.Dr. Joop van den Berg.

© Sargasso logo democracy-shaun-apple-3Nederland is een zeldzaamheid geworden als het gaat om de bevoegdheid van de rechter wetten aan de Grondwet te toetsen. In verreweg de meeste landen om ons heen is er een vorm van constitutionele toetsing door ofwel een apart daartoe ingesteld hof of door de gewone rechter.

Dat is niet altijd zo geweest. In de meeste landen van Europa waar een democratie tot stand is gebracht, werd de rechter (als niet-gekozene) ongeschikt verklaard om wetten aan de grondwet te toetsen. Zoiets moest voorbehouden blijven aan de wetgevende vergadering, bij ons Tweede en Eerste Kamer. Juist de parlementaire democratie, die zo zeer het zwaartepunt van de politieke macht legt bij de (gekozen) wetgevende vergadering, stond op gespannen voet met een eigen rol van de rechter bij de interpretatie van de grondwet. Het waren daarentegen presidentiële stelsels waar het bestaan van een constitutioneel hof, naar Amerikaans voorbeeld, gebruikelijk werd. Noch het Britse koninkrijk, noch de Franse derde en vierde Republiek, noch landen als België en de Scandinavische landen waren met een constitutionele rechter vertrouwd.

Vooral in de periode na 1945 is de constitutionele rechtspraak gebruikelijk geworden, zowel in presidentiële democratieën als in parlementaire stelsels. Waarschijnlijk heeft daarbij het belangrijke Duitse Bundesverfassungsgericht een rol gespeeld als voorbeeld. In de meeste Midden- en Oost-Europese staten zijn de nieuwe democratieën van na 1990 voorzien van constitutionele rechtspraak (met intussen alle problemen van dien!). Zelfs Groot-Brittannië kent nu een vorm van rechterlijke toetsing aan de constitutie, ook al is daar geen geschreven grondwet. Nederland is dus min of meer alleen komen te staan, meer nog dan bij het referendum.

Vorige Volgende