Rechter straft nalatigheid af
COLUMN - Wie vindt dat de regering te wankelmoedig, te laat en te onduidelijk is met haar maatregelen tegen de corona pandemie, kreeg gisteren gelijk van de rechter.
Het instellen van de avondklok is onrechtmatig omdat het is gebaseerd op de Wbbbg (Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag). Dat kan niet, aldus de rechter, omdat die wet van toepassing is op calamiteiten die plotseling optreden en waarbij acuut actie nodig is. Als voorbeeld is een dijkdoorbraak gegeven.
Nog los van het feit dat we al tot tweemaal toe een dijkdoorbraak hadden en een derde aanstaande is, laat de uitspraak zien waar de regering in tekort is geschoten. Het draait daarbij om het begrip ‘spoedeisendheid’.
Die spoedeisendheid was er volgens de rechter niet. Dat zou blijken uit “het feit dat er vóór de invoering van de avondklok al vaker over de mogelijkheid van een avondklok was gesproken” als “een van vele mogelijke opties” ter bestrijding van de pandemie.
De Wbbbg is bedoeld voor acute noodsituaties, waarbij maatregelen echt geen enkel uitstel kunnen dulden, dus kan het geen herhalend onderwerp van gesprek zijn. Dat wordt ook nog eens duidelijk gemaakt omdat er ruimte was “om voorafgaand aan de inwerkingstelling van artikel 8 Wbbbg een spoeddebat in de Tweede Kamer te houden”. Als daar tijd voor is, kan er geen sprake zijn “van een daadwerkelijke spoedsituatie als bedoeld in de Wbbbg.”