Ironie en samen naar een concert gaan

Een van de fascinerendste verschijnselen in de communicatie is ongetwijfeld de ironie. Het is typisch menselijk: ik geloof niet dat er diersoorten zijn die elkaar ironisch bejegenen, en  kunstmatige intelligentie is er bij mijn weten ook nog niet aan toe. Het is alleen de vraag hoe je het gebruik van ironie precies moet begrijpen. De klassieke definitie is dat je bij ironie het ‘omgekeerde zegt van wat je bedoelt’. Je kijkt uit het raam, het regent pijpenstelen, en je zegt ‘lekker weer, hè’. Dat voorbeeld is alleen minder kenmerkend dan je zou denken. Er zijn allerlei problemen met die definitie, en in een recent (ongepubliceerd) artikel vatten de Amerikaanse taalkundigen Cohn-Gordon en Bergen die aardig samen. In de eerste plaats is niet duidelijk waarom mensen ooit de behoefte zouden hebben om het omgekeerde te zeggen van wat ze bedoelen. Dat is wel het grootste probleem met ironie: ze lijkt omslachtig en zo ongeveer bedoeld om misverstanden te creëren, dat alles maakt het lastig te begrijpen waarom mensen zich aan zoiets overgeven. Bovendien zeggen mensen die ironisch praten lang niet altijd ‘het tegenovergestelde’ van wat ze bedoelen. Stel dat je met een vriend naar een vreselijk amateuristisch concert bent geweest van een kraaienvalse zanger. Bij het naar buiten gaan zeg je “Waar heeft die op het conservatorium gezeten?” Dat is ironisch, maar het is niet ‘het tegenovergestelde van wat je bedoelt’, want het is niet duidelijk wat ‘het tegenovergestelde’ van een vraag is. En tot slot kun je ook niet over alles ironisch zijn door het tegenovergestelde te zeggen. Na het concert loop je met je vriend de straat op. Daar staat een auto waarvan je allebei duidelijk ziet dat een paar ruiten gebroken zijn. Je kunt dan zeggen “alle ruiten van die auto zijn nog heel”. Dat is wel vervreemdend, maar geen ironie.

Door: Foto: Sargasso achtergrond wereldbol
Foto: jacme31 (cc)

Complottheorieën: van alle tijden en toch nieuw

VERSLAG - Met wereldberoemde samenzweringstheorieën als het 9/11-complot en flat-earth-gedachtegoed lijkt complotdenken een symptoom van dit tijdperk. Toch zijn complottheorieën van alle tijden, al is de focus veranderd, schrijft Jonas van Diepen naar aanleiding van een lezing van de Leuvense onderzoeker Stef Aupers.

Het internet is een podium voor complotdenkers om absurde en minder absurde theorieën te delen. Het lijkt alsof complottheorieën steeds populairder worden. Onderzoek van politicoloog Joe Uscinski toonde echter aan dat het complotdenken niet is toegenomen tussen 1890 en 2010. De hoofdrolspelers in de theorieën zijn echter wel veranderd zegt prof. dr. Stef Aupers, hoogleraar Media en Cultuur aan de Universiteit van Leuven.

Nieuwe zondebokken

Waar vroeger nog ‘vijandige’ partijen als Rusland het doelwit waren, staan in het huidige complotdenken binnenlandse autoriteiten centraal, zegt Aupers. Rijke industrieën, de elite en eigen regeringsleiders. “Dat is angstaanjagend voor mensen die in de politiek werken, in de wetenschap of in de journalistiek. Dit complot gaat namelijk niet over de vijand buiten onze grenzen, maar over de mensen die aan de basis van onze democratie staan,” aldus Aupers. Hij noemt de theorie rondom 9/11 (‘It was an inside job’) als voorbeeld. Daarin wordt beweerd dat toenmalig president George Bush achter de aanslag zat, in plaats van terreurgroep Al Qaida.

‘I want to believe’

Maar hoe verklaar je deze verschuiving? Aupers wijt dit aan drie maatschappelijke veranderingen. Ten eerste stelt hij dat burgers in toenemende mate denken dat kennis onbetrouwbaar is. “In een verzuilde samenleving was dit anders. De Christelijke instituties hadden duidelijke ideeën over hoe de wereld in elkaar zat en de gemiddelde inwoner vertrouwde daar op.” Het wantrouwen in kennis wordt ook veroorzaakt door tegenstrijdige, ‘wetenschappelijke’ berichtgeving in de media en de ‘do-it-yourself-wetenschap’ die het internet met zich meebracht. Het maakt bijvoorbeeld niet uit als je ergens in gelooft dat bewezen is niet waar te zijn; op het internet kun je voor elke claim bevestiging vinden. Zo wordt irrationele twijfel aan wetenschappelijke feiten gestimuleerd in plaats van gedemotiveerd. Als tweede verklaring voor de focusverschuiving van complottheorieën draagt Aupers aan dat moderne instituties vaak ondoorgrondelijk zijn. Volgens Aupers is het punt van complottheorieën dat er nog een laag waarheid onder onze ‘schijnbare’ waarheid schuilt. Wanneer autoritaire instituties (e.g. bedrijven, ministeries en geheime diensten) zo groot, ingewikkeld en ondoorgrondelijk zijn als tegenwoordig, is het voor burgers makkelijk te concluderen dat er onder deze wirwar allerlei dingen gebeuren die expres niet aan de buitenwereld worden getoond.

Een derde en laatste verklaring is wat beroemde socioloog Max Weber de ‘onttovering van de wereld’ noemde. Aupers: “Dat houdt in dat het geloof in een metafysische werkelijkheid [bijvoorbeeld een god, red.] steeds meer vervangen wordt door wetenschap aan de ene kant en technologie aan de andere kant.” Volgens Weber zaten daar twee kanten aan: een hoger kennisgehalte binnen de wetenschap en onder burgers in het algemeen, maar tegelijkertijd een verlies aan betekenisgeving in onze levens. En dat is iets wat wetenschap niet heeft kunnen vervangen. Daarom gelooft men volgens Aupers graag in complottheorieën: het zijn vervangers voor zingevende verhalen.

Stef Aupers haalde als onderbouwing voor zijn stellingen leuke voorbeelden aan en beantwoordde kritische vragen van zijn publiek. Wil je dit terugzien? Dan kan hier, of lees het bijbehorende artikel.

Jonas van Diepen is stagair bij Studium Generale Utrecht

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Dikpraatjes en burgerwetenschap

© Arizona State University Line drawing of men with BMI 25 outside at a pool party in swim trunks. Line drawing courtesy of Cindi SturtzSreetharan 2019

© Arizona State University Line drawing courtesy of Cindi SturtzSreetharan 2019

COLUMN - Het is een minigenre, een gesprekvorm die over het algemeen al is afgelopen voor je met je ogen geknipperd hebt. Iemand zegt tegen iemand anders ‘Ik voel me zo dik’, of ‘Geeft die broek me geen dikke kont?’ en daar reageert de ander dan op (‘Ben je een haartje betoeterd!’). Fat talk wordt het door de deskundigen genoemd; dikpraatjes.

Het blijkt niet gemakkelijk te zijn om te onderzoeken, bijvoorbeeld omdat het zo kort duurt en over het algemeen nu ook niet echt gesprekken oplevert die de deelnemers zich nog lang heugen. Stel dat je wil weten wat voor antwoorden er nu zoal gegeven worden op zo’n opmerking over iemands BMI, wat doe je dan?

In een nieuw artikel in het Journal of Sociolinguistics gaan een aantal onderzoekers van de Universiteit van Arizona in op deze kwestie. Het artikel gaat dus niet zozeer over die dikpraatjes zelf (misschien is daar ook echt niet zo heel veel over te zeggen) als wel over een algemener probleem in de taalkunde: hoe weten we hoe het echt zit? 

Die dikpraatjes zijn maar een aardig voorbeeld van het fenomeen. Mensen kwebbelen de hele dag wat af, maar wat gebeurt daar nu eigenlijk? Je kunt geschreven bronnen gebruiken (van de bijbel tot en met Twitter), maar geschreven taal is maar een magere afspiegeling van wat er de hele dag wordt gezegd. Je kunt mensen gaan opnemen, maar dan heb je alleen die mensen die toestemming willen geven, en bovendien gaan mensen mogelijk altijd toch net wat anders praten dan als ze niet worden opgenomen.

Foto: onnola (cc)

Ieder zijn eigen Christus

COLUMN - Rond Pasen doet zich steevast een merkwaardig ritueel voor, en dat is dat seculiere kranten ruimte gaan maken voor stukken die de figuur van Jezus en/of de betekenis van het Paasverhaal pretenderen uit te leggen. Ditmaal mocht de populaire Twittertheoloog Alain Verheij een duit in het zakje doen. Jezus’ kruisdood is geen staaltje van heldhaftigheid, maar een viering dat de zachte krachten winnen, aldus Verheij.

De jonge predikant richt zijn pijlen op Jordan Peterson, maar indirect houdt hij een pleidooi tegen machismo en ’toxic masculinity’. Dat is allemaal zeer modieus en actueel, maar of dat ook de intentie van de nieuwtestamentische passages over het kruis is, is maar zeer de vraag. In ieder geval geeft Verheij daar geen enkel exegetisch bewijs voor. Die begint wat te speculeren over Kaïn en Abel.

Ik heb ooit over Albert Schweitzer geleerd dat deze een streep haalde door de zoektocht naar de historische Jezus, aangezien ieder de messias in zijn eigen beeld en gelijkenis boetseert. In het geval van Peterson is dat een door wilskracht gedreven profetische visionair, die niet enkel zijn kamer maar ook het huis Gods opruimt, en bereid is als martelaar te lijden voor de waarheid. In het geval van Verheij komen we al gauw uit bij een zachtaardige metroman die de mensheid vooruit wil helpen met goedbedoelde verhaaltjes over vrede en gerechtigheid.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De honger die ons vormde

RECENSIE - © Prometheus uitgeverij boekomslag, De hongerwinter, Ingrid de Zwarte‘Nooit in zijn geschiedenis heeft Holland zo erg als in de laatste maanden voor mei 1945 rekening moeten houden met de ondergang van zijn bevolking en de verwoesting van zijn beschaving.’

Aldus de historicus Ernst Kossmann in zijn De Lage Landen 1780-1980. Ingrid de Zwarte citeert zijn woorden in de conclusie van haar boek De Hongerwinter, als voorbeeld van de ‘krachtige mythes’ die rond de Hongerwinter zijn ontstaan.

De Hongerwinter is het verhaal van de wrede Duitse bezetter die al ons voedsel naar de Heimat versleepte. Van gaarkeukens, tulpenbollen en hongertochten naar het oosten, van uitgemergelde kinderen – maar toen waren daar ineens de Geallieerde bommenwerpers die het ‘Zweeds wittenbrood’ deden regenen. En daarmee was het leed geleden. Een verhaal van goed versus fout. Van haat versus dankbaarheid. Dat verhaal werd een van de stichtingsmythes van het nieuwe Nederland. Een mooi verhaal én een mythe, zo maakt het boek van De Zwarte duidelijk.

Onverwacht kwam de hongerwinter niet. Dat wil zeggen, al ruim vóór het uitbreken van de oorlog waren ambtenaren betrokken bij de landbouw en veeteelt doordrongen van het besef dat een eventuele oorlog het voedselproductiesysteem en de bijbehorende ketens zwaar onder druk zou zetten. Het toenmalige schrikbeeld was het ‘aardappeloproer’ in 1917; dat lag nog vers in het geheugen. Toen de Duitsers in mei 1940 onze grenzen overschreden, troffen ze dan ook een goed functionerend ambtelijk apparaat aan, centraal geleid vanuit Den Haag, met als grootste uitvoerder het Centraal Distributiekantoor in Zwolle. Dit systeem heeft tot in de herfst van 1944 goed gefunctioneerd. Bezet Nederland kreeg prima te eten. Maar vanaf september liep alles in het honderd.

Foto: cquarles (cc)

APA bloody APA

Ja, het is enige tijd geleden dat u iets hoorde over de proef die Nijmegen aan het doen is met de bijstand, en waarvan ik de impact onderzoek. De reden dat u niet zo veel hoort is natuurlijk dat ik druk bezig ben met het analyseren van data en het schrijven van artikelen.

Maar nu moet me toch echt even iets van het hart. Ik ben eigenlijk historicus, en voor mijn onderzoek ben ik een beetje verdwaald en terecht gekomen in sociologenland. En daar is het heel prettig hoor: leuke, gedreven mensen die keihard werken, maatschappelijk relevant onderzoek doen, en daar behoorlijk geavanceerde (statistische) methoden voor gebruiken.

Maar die verwijzingen, manmanman, die verwijzingen. In de Social Sciences, waar Sociologie toe behoort, gebruikt men (vaak) het verwijssysteem van de American Psychologists Association. Oftewel: ‘APA’. En dat is een draak van een systeem, zeker als je de mooie, uitgebreide verwijzingssystematiek gewend bent die historici gebruiken. En ja, dit verschil is belangrijk!

Ter illustratie, het verschil ziet er als volgt uit. Men neme een artikel, bijvoorbeeld deze over wederkerigheid. Stel, ik wil in een eigen artikel voortborduren op de bevinding van de heren Fehr en Gächter dat sociale normen belangrijk zijn in het sturen van menselijk gedrag. Daarover maken ze een boeiende opmerking op pagina 168 van het tijdschrift waarin hun artikel in staat. Bij het gebruik van APA (of de meeste andere verwijsmethoden gebruikt in de sociale wetenschappen, inclusief economie), komt dan achter (of in) een zin waar ik daar iets over zeg te staan: (Fehr & Gächter, 2000). Bij het gebruik van een voetnoot, volgens de onvolprezen methode De Buck (zie onder ‘bibliografische conventies’), staat in de zin alleen een subtiel voetnootje. Onder aan de pagina staat in de voettekst: Ernst Fehr en Simon Gächter, ‘Fairness and Retalliation: The Economics of Reciprocity’, The Journal of Economic Perspectives, Vol 14, no.3 (2000), 159-181 aldaar 168. De eerste keer dat naar een artikel verwezen wordt althans, daarna wordt het korter, maar het paginanummer wordt altijd genoemd.*

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Foto: Vic (cc)

Help, de dokter weet het ook niet!

COLUMN - Arts en patiënt nemen steeds vaker samen beslissingen. Hoe gaat dat in de praktijk? En hoe maak je de juiste keuze wanneer de arts het ook niet zeker weet?

Stel je voor: je hebt net te horen gekregen dat je een ziekte hebt, die zonder behandeling op de lange termijn risico geeft op complicaties. Meerdere behandelopties zijn mogelijk, ieder met voor- en nadelen. Niet behandelen en afwachten is ook een alternatief. Van de arts verwacht je op zo’n moment een duidelijk advies. Volgens prof. dr. Ellen Smets, hoogleraar medische communicatie (UVA) is de realiteit vaak weerbarstig: “In de spreekkamer wordt vast het een en ander opgelost, maar of we met zekerheden uit de spreekkamer komen is de vraag,” stelt Smets in haar lezing ‘Beslissen in de behandelkamer’ (na inleiding begint de lezing zelf 4 min.14′). Hoe gaan we om met onzekerheid over medische beslissingen?

Wat we niet weten

We bevinden ons midden in een explosie aan technische ontwikkelingen in de medische wereld. Met elke medische innovatie lijkt zekerheid meer binnen handbereik. Neem nu het Human Genome Project. In 2003 was het wetenschappers gelukt om de structuur van 99% van het menselijke DNA op te helderen. De beloftes waren utopisch: door onze erfelijkheid te ontrafelen kunnen we ziektes begrijpen en genezen. Maar de euforie was van korte duur. Al snel bleek de relatie tussen genen en ziekte niet zo eenvoudig: de meeste worden veroorzaakt door een samenspel van een heleboel verschillende genen. “Waar eerst zekerheid was resulteerde met toenemende kennis in het besef dat we een heleboel niet weten,” aldus Smets.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Een kleine geschiedenis van de waarheid – Julian Baggini

RECENSIE - door Addie Schulte, redacteur van Boekenstrijd.
© Klement UItgeverij boekomslag Een kleine geschiedenis van de waarheid – Julian Baggini
Sommige mensen kunnen ingewikkelde problemen op een eenvoudige manier uitleggen. Als ze dat doen zonder te simplistisch te worden, is dat een prestatie van formaat. Filosoof Julian Baggini lukt dat in dit dunne boekje over ‘de waarheid.’ Hij legt op luchtige toon zijn visie uit en geeft zelfs tips over hoe met de waarheid om te gaan.

Baggini maakt de grote, onontkoombare waarheid kleiner door die op te delen in tien vormen. Er is niet een waarheid, er zijn ‘eeuwige waarheden’, ‘gezaghebbende waarheden’, ‘empirische waarheden’ en zo verder. Alleen al die aanpak zorgt uiteraard voor een relativering. Er is niet een absolute waarheid die op al die manieren waar is. We pakken de werkelijkheid en onze belevingswereld in met allerlei waarheden, die op verschillende niveaus iets zeggen.
We moeten van iedere waarheid zijn plaats weten, dan komt het wel goed, is de boodschap van Baggini.

Sneeuw is wit

Dit is geen inleiding in de filosofische inzichten in de waarheid, hoewel er verschillende filosofen voorbij komen. Zo citeert hij een van de bekende uitspraken over waarheid van Alfred Tarski: ‘sneeuw is wit’ is waar als en alleen als sneeuw wit is. De claim van de waarheid is een claim over een uitspraak. Maar hij gaat niet in op de moderne academisch-filosofische inzichten over waarheid. Wel is duidelijk uit Baggini’s benadering dat hij het idee van een algehele waarheid verwerpt.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: Alejandro Mallea (cc)

Zijn er feiten zonder experimenten?

ANALYSE - Kurt Gödel staat algemeen bekend als de auteur van de stelling van Gödel, die dan ook naar hem is genoemd. Stel echter dat de stelling eerder blijkt te zijn bedacht en bewezen door een zekere Schmidt, die onder verdachte omstandigheden stierf voor hij zijn resultaten bekend kon maken. Die resultaten kwamen vervolgens in handen van Gödel, die er goede sier mee maakte. De vraag is nu naar wie verwijst de naam Gödel in de naam van de stelling? Naar de persoon die de stelling van Gödel heeft bedacht (dus Schmidt), of naar de persoon die diefstal heeft gepleegd?

De theorie van namen van de zeer invloedrijke filosoof Saul Kripke is gebaseerd op het idee dat in dit geval Gödel de naam was van de dief. Hij bewees zijn theorie met het bovenstaande verhaaltje: een gedachtenexperiment. Het lijkt volkomen absurd om te zeggen dat onder deze omstandigheden Schmidt Gödel heet.

Zo’n gedachtenexperiment werkt als volgt: je bedenkt een verhaaltje en je bedenkt wat de plausibele uitkomst is. Die zet je dan in een boek en iedereen is overtuigd van de waarde van jouw theorie.

Man met een verrekijker

Onwetenschappelijk! zeggen sommige zogeheten ‘experimentele filosofen’. De wetenschap moet gebaseerd zijn op gegevens die verkregen zijn uit methodologisch volkomen op de juiste manier verzamelde experimentele gegevens. Je moet heel veel proefpersonen hebben die niet precies weten wat je doet, en op basis van de gegevens van die proefpersonen moet je dan statistische analyses uitvoeren.

Vorige Volgende