Professioneel omgaan met intieme relaties op de werkvloer
Verontrustend zijn niet de geile verlangens van twee hoofdofficieren van justitie, maar de krachteloze inspanningen van hun collega’s om tegenspraak te leveren, stelt Aart G. Broek.
COLUMN – In zijn editie van 15 mei jl. onthulde NRC een vermeend schokkend gebeuren. ‘In de top van het Openbaar Ministerie zijn de onderlinge verhoudingen ernstig verstoord geraakt als gevolg van een intieme relatie tussen twee hoofdofficieren van justitie, die jarenlang verzwegen zou zijn.’ De betrokkenen, Marianne Bloos en Marc van Nimwegen, zeggen desgevraagd zich ‘bewust te zijn van de verantwoordelijkheden om onderscheid te maken tussen onze partnerrelatie en de werkrelatie. Daar gaan we professioneel mee om’.
In zijn column in het NRC van zaterdag 26 mei besmeurt Youp van ’t Hek het OM en de ‘hitsige officieren van justitie in Van der Valk-bedjes’ met pek. Het is ook niet aannemelijk dat een dergelijke wederzijdse betrokkenheid geen verlokkelijke bijwerkingen heeft. Al werd enig onderzoek van de sociaal-psycholoog Dan Ariely recentelijk in twijfel getrokken, met de volgende uitspraak kan hij geen uitglijder maken en krijgt Van ’t Hek alle gelijk.
‘Sexual arousal is familiar, personal, very human, and utterly commonplace. Even so, we all systematically underpredict the degree to which arousal completely negates our superego, and the way emotions can take control of our behavior.
[Dan Ariely, Predictably Irrational; The Hidden Forces that Shape Our Decisions. London, 2009, pp. 99]