Politiegeweld in Nederland (1): gebrekkige verantwoording
Nederland demonstreert tegen racistisch politiegeweld, terwijl het kabinet politiegeweld lichter wil bestraffen. Wat weten we eigenlijk over politiegeweld? De cijfers van politie en OM zijn zeer onvolledig en andere cijfers wijzen op een aanzienlijke discrepantie tussen praktijk en registratie. Morgen deel 2: wat er schort aan het wetsvoorstel.
Terwijl in de VS, in Nederland en elders wordt gedemonstreerd tegen racistisch politiegeweld, wil ons kabinet een lagere straf voor agenten die buitensporig politiegeweld toepassen. In plaats van vervolging voor algemeen geweld (doodslag of mishandeling) moeten agenten in de toekomst bij voorkeur vervolgd worden – als ze al worden vervolgd – voor ‘schending van de geweldsinstructie, waarop een maximumstraf van drie jaar gevangenisstraf staat, aanzienlijk lager dan maximaal 15 jaar voor doodslag. Terecht worden hierover kritische vragen gesteld, waarover morgen meer.
Wat opvalt in het wetsvoorstel is dat er geen cijfers worden opgevoerd over het gebruik van (buitensporig) geweld door de politie, alsof de feiten daarover volstrekt irrelevant zijn. Cijfers over politiegeweld zijn nodig om te controleren of de politie verantwoordelijk omgaat met het geweldsmonopolie. Bij het publiceren van het aantal interne meldingen van geweldstoepassingen in 2018 zei politiechef Frank Paauw daarover: “Het is absolute noodzaak om goed te kunnen duiden hoe vaak, waarom en op welke wijze de politie geweld toepast. Om verantwoording af te leggen aan de maatschappij, maar – minstens zo belangrijk – om van te leren.”