Politiegeweld in Nederland (2): fundamentele vragen

Nederland demonstreert tegen racistisch politiegeweld, terwijl het kabinet politiegeweld lichter wil bestraffen. Gisteren schreef ik over de gebrekkige cijfers van politie en OM over politiegeweld. Vandaag: twee fundamentele vragen voor de verdere behandeling van het wetsvoorstel ‘Geweldsaanwending opsporingsambtenaar’ dat nu bij de Eerste Kamer ligt.

De Tweede Kamer heeft in oktober 2019 een wetsvoorstel aangenomen om de vervolging van politiegeweld te wijzigen; de Eerste Kamer moet er voor de zomer over beslissen. Het uitgangspunt van de wijziging is dat meer recht gedaan moet worden aan de ‘bijzondere positie’ van politieagenten wanneer zij geweld gebruiken.

Het wetsvoorstel werd in de afgelopen week controversieel – zie voor meer achtergrond en kritiek bijvoorbeeld de artikelen van Controle Alt Delete, Lilith Magazine en Oneworld. Terecht stelt Controle Alt Delete dat behandeling van het wetsvoorstel opgeschort zou moeten worden totdat duidelijk is hoe de gewijzigde geweldsinstructie – met ruimere bevoegdheden voor het gebruik van de taser, rubberkogels, pepperspray en het vuurwapen – eruit gaat zien.

De Eerste Kamerfracties van D66, VVD, SP, GroenLinks, PvdA en PvdD lieten gisteren weten nieuwe vragen te gaan stellen aan minister Grapperhaus over het wetsvoorstel. Ik hoop dat ze ook meer fundamentele vragen stellen, zoals: (1) Verantwoordt de politie zich voldoende?, en (2) Waarom gebruikt de politie geweld?

Lagere of geen straf

Het voorstel bestaat uit twee onderdelen. Ten eerste wordt een nieuw, apart delict voor agenten ingevoerd: ‘schending van de geweldsinstructie’. Nu kunnen agenten alleen voor algemene geweldsdelicten zoals (poging tot) doodslag worden vervolgd en de bedoeling is dat bij eventuele vervolging in de toekomst wordt gekozen voor dit nieuwe delict. Dat is in het voordeel van agenten, want de maximale straf is 3 jaar gevangenisstraf als de schending de dood tot gevolg heeft, wat fors minder is dan de maximaal 15 jaar die staat voor doodslag.

Het tweede onderdeel betreft de invoering van een strafuitsluitingsgrond die agenten ontslaat van straf wanneer het politiegeweld werd uitgevoerd in overeenstemming met de geweldsinstructie, mocht een agent toch worden vervolgd voor een algemeen geweldsdelict (bijvoorbeeld mishandeling of doodslag).

Juist in de afgelopen week werd er ook in Nederland gedemonstreerd tegen racistisch politiegeweld. Er vallen hier minder doden door politiegeweld dan in de VS, maar ook in Nederland worden agenten vrijwel nooit vervolgd voor politiegeweld, zelfs niet als het een dodelijke afloop heeft. De voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden voor de agent die in 2015 de dodelijke nekklem toepaste op Mitch Henriquez is een uitzondering.

Niet vaker vervolgen

Het is de vraag waarom de regering überhaupt de noodzaak voelt om de rechtspositie van agenten beter te beschermen en waarom dit wetsvoorstel juist in 2016, vlak na de dood van Henriquez, het licht zag. Controle Alt Delete wijst erop dat het wetsvoorstel suggereert dat nu onvoldoende rekening kan worden gehouden met de bijzonder positie van agenten als zij geweld gebruiken, maar dat er helemaal geen onderzoek is gedaan naar hoe rechters oordelen waaruit zou blijken dat rechters gemakkelijk, lichtzinnig of willekeurig agenten veroordelen. Rechters houden al rekening met de speciale positie. En nogmaals: er worden zelden agenten vervolgd.

Politiesocioloog Jaap Timmer verwacht dat verlaging van de strafmaat zal leiden tot meer vervolging van agenten bij buitensporig geweld. Timmer schreef een proefschrift over politiegeweld en adviseerde in 2015 in het Tijdschrift voor de Politie om een apart wetsartikel te ontwerpen voor vervolging van agenten, dat “de beladenheid van de bemoeienis van het OM bij de toetsing van politiegeweld deels [kan] wegnemen”.

Maar het huidige wetsvoorstel rept niet over vaker of makkelijker vervolgen van agenten in geval van politiegeweld. Sterker nog, minister Grapperhaus antwoordt in 2017 op een vraag van D66 hierover: “Ik verwacht niet dat de introductie van de nieuwe strafbaarstelling van artikel 372 Sr [‘schending van de geweldsinstructie’, red.] zal leiden tot meer vervolgingen van opsporingsambtenaren die in de uitoefening van hun taak geweld hebben gebruikt”. Eigenlijk, zo blijkt uit het antwoord, wordt ervan uitgegaan dat agenten altijd professioneel handelden, ook als een burger letsel oploopt als gevolg van het geweld.

Fundamentele vragen

De Eerste Kamerfracties van D66, VVD, SP, GroenLinks, PvdA en PvdD gaan dus nieuwe vragen stellen aan minister Grapperhaus over het wetsvoorstel. D66 wil inzicht in de geweldsinstructie en gaat vragen stellen over racisme en discriminatie bij de politie, etnisch profileren, verbaal geweld en de rechten van slachtoffer. Laat ze daarbij vooral ook vragen stellen over de oneigenlijke argumenten die de politie voerde op de taser te kunnen invoeren. Want vertrouwen we er eigenlijk nog wel op dat de politie verantwoordelijk omgaat met de geweldsbevoegdheid?

Maar ook meer fundamentele vragen zijn nodig.

Vraag 1: Verantwoordt de politie zich voldoende?

Het antwoord van de minister dat de nieuwe wet niet moet leiden tot meer vervolging illustreert een eerste fundamenteel probleem: verantwoording van geweldstoepassing door de politie staat niet centraal. Dat betekent dat de bescherming van de burger dus niet centraal staat. Je leest in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dan ook geen gedegen afweging van erkenning voor de bijzondere positie van agenten enerzijds en adequate bescherming van de burger tegen politiegeweld anderzijds (het is een raadsel waarom GroenLinks beweert dat “met dit wetsvoorstel de juiste balans is gevonden”).

Dat verantwoording niet centraal staat blijkt ook uit het feit dat we in het wetsvoorstel niets lezen over hoe vaak en onder welke omstandigheden politiegeweld voorkomt. Zulke cijfers zijn essentieel, zo zegt ook politiechef Blaauw, voor verantwoording en voor de politie om van te leren. Zonder cijfers kunnen we geen gefundeerde maatschappelijk-politieke discussie voeren over politiegeweld. Als de geweldsbevoegdheid inderdaad wordt verruimd, dan zou dat kunnen leiden tot meer geweld door de politie – op zijn minst valt te verwachten dat de aard van het politiegeweld zal veranderen. Dat moet worden geregistreerd, anders kunnen we als samenleving niet controleren of de politie op een verantwoorde manier omgaat met het geweldsmonopolie.

Gebrekkige cijfers

Het zou daarbij goed zijn te onderzoeken hoe accuraat de registratie van eigen geweld door de politie is. Gisteren schreef ik dat de officiële publicaties van politie en OM over politiegeweld veel te wensen overlaten. De interne meldingen van de politie zijn vermoedelijk een onderschatting van het werkelijke gebruik van geweld. Het verschil tussen zelfrapportage in een enquête en officiële interne meldingen was in 2015 voor fysiek geweld een factor 7 en voor de nekklem 2,7.

Controle Alt Delete stelde deze discrepantie eerder al vast voor het aantal mensen dat overlijdt onder verantwoordelijkheid van de politie: het OM publiceert alleen over schietincidenten, waarmee zeker de helft van de doden buiten beeld blijft.

Tot slot zou de politie meer gedetailleerde cijfers moeten publiceren, waarbij ze uitsplitsen naar type geweld (zeker als er nieuwe geweldsmiddelen bij komen zoals de taser). Uit de cijfers die politie jaarlijks publiceert kunnen we niets afleiden over bijvoorbeeld de nekklem of vuurwapengebruik.

Ook moeten het kabinet nadenken over hoe discriminatie in politiegeweld onderzocht kan worden. De gegevens die Controle Alt Delete over dodelijk politiegeweld heeft verzameld zijn verontrustend (43% niet-wit uiterlijk), over niet-dodelijk politiegeweld zijn geen cijfers. We weten genoeg over etnisch profileren en de politiecultuur om terechte zorgen te uiten over discriminatie en racisme bij politiegeweld. De politie zou gegevens hierover kunnen gaan registreren, maar ik weet eerlijk gezegd niet of ik dat zou aanbevelen, gezien het risico van misbruik van zulke gegevens (zie de Belastingdienst en andere voorbeelden).

Vraag 2: Waarom gebruikt de politie geweld?

De registraties van politiegeweld zouden ook inzicht moeten geven in de omstandigheden waaronder geweld tegen burgers wordt gebruikt. Want dan kunnen we het hebben over de meest fundamentele vraag die gesteld moet worden: wat is de rol van de politie? En in hoeverre, wanneer en hoe mag de politie geweld gebruiken? Hierbij kunnen de Eerste Kamerleden zich laten inspireren door de discussie die nu gaande is in de VS over de rol van de politie die in de kern gaat over het minimaliseren van de rol van de politie en het investeren in andere reacties op sociale problematiek (zie op Twitter bijvoorbeeld #DefundThePolice, #8ToAbolition).

Want veel problemen waar de politie op reageert zijn geen veiligheidsproblemen. Ik denk daarbij in het bijzonder aan de rol van de politie bij meldingen over ‘verwarde personen’. De politie luidde zelf in 2017 de noodklok vanwege een recordaantal meldingen (83.500) met verwarde mensen. In 2019 zei de politie dat het aantal incidenten met verwarde mensen in de afgelopen vijf jaar was verdubbeld. De incidenten worden steeds ernstiger en de problemen van mensen worden steeds complexer. Dit is relevant voor de discussie over politiegeweld omdat Controle Alt Delete constateert dat in ruim de helft van de gevallen waarin een arrestant overleed onder verantwoordelijkheid van de politie er sprake was van ‘verward gedrag’. Maar de problematiek rondom ‘verward gedrag’ is niet in de eerste plaats een veiligheidsprobleem maar een probleem van (bezuinigingen op) de gezondheidszorg.

Waarom is de insteek van het kabinet om geweld door de politie te normaliseren – want dat is wat dit wetsvoorstel doet – in plaats van te kijken hoe politiegeweld kan worden teruggebracht tot een niveau waarin het daadwerkelijk “incidenteel” is? En waarom stemmen partijen zoals PvdA, GroenLinks, SP en PvdD daarmee in?

Lees hier deel 1: Politiegeweld in Nederland (1): gebrekkige verantwoording

Reacties (1)

#1 Klaas Vaak

“Waarom is de insteek van het kabinet om geweld door de politie te normaliseren – want dat is wat dit wetsvoorstel doet – in plaats van te kijken hoe politiegeweld kan worden teruggebracht tot een niveau waarin het daadwerkelijk “incidenteel” is?”

Zou men in de toekomst soms van plan zijn om politieke maatregelen door te voeren waarvan het aannemelijk is dat er wel eens grootschalige protesten tegen zouden kunnen ontstaan?

Daarbij valt te denken aan verdere europese integratie, verplichte vaccinatie, verplicht 1,5 meter afstand houden en verdere beperkingen van persoonlijke vrijheid.

Te gek voor woorden eigenlijk. De hele wereld protesteert tegen buitensporig politiegeweld maar in Nederland zetten we er nog een tandje bij en geven ze tienduizenden BOA’s, die zelf al tot een kwetsbare groep behoren (‘Melkert-banen’) ook nog eens allemaal een knuppel en straks wie weet nog pepperspray en een pistool ook.

Het zou ook kunnen dat men bang is voor de burger.

Angst voor de ander is een voorwaarde voor het ontstaan van haat. En haat zorgt er weer voor dat men de menselijke maat en de normale omgangsvormen uit het oog verliest.

Kan dus ook voortkomen uit verblindende haat voor de burger die geen instructies opvolgt. Dat men van mening is dat men de autoriteit aan het verliezen is en dus met steeds hardere hand dient op te treden.

Je hoeft maar naar Frankrijk te kijken om te zien waar men mogelijk bang voor is.

Terecht of niet, ik ben van mening dat juist door het nemen van dit soort maatregelen op een glijdende schaal je het over jezelf afroept.

Een beschaving of samenleving is precies dat. Door een slecht voorbeeld te geven maakt men mensen angstig, en ook die angst zal weer worden omgezet in haat, waardoor je een soort wapenwedloop ontketent. Verontrustende berichten over tieners die met grote messen rondlopen gaan al de ronde.

Verder weet ik niet hoe het gesteld is met het illegale wapenbezit in Nederland. Ik had niet echt de indruk dat het steeds erger wordt, maar ik kan me vergissen.