Uit de jeugdzorg | Sven
COLUMN - Straf geven als iemand liegt of iets anders doet wat niet ‘mag’, daar ben ik niet zo van. Soms, als het echt nodig is, als niets helpt, als iemand de consequenties van bepaald gedrag moet ervaren, doe ik het. Maar eerst leg ik, soms met engelengeduld, uit waarom ik iets niet accepteer, welk gedrag ik wil zien, waaróm en wat het de ander oplevert.
Als ik vraag of je je tanden hebt gepoetst, vraag ik dat omdat ik hoop dat je nog lang een sterk gebit houdt. Als ik vraag naar je huiswerk, dan vraag ik dat omdat ik hoop dat je goede cijfers krijgt en later kan worden wat je wilt. En vind je je huiswerk moeilijk, dan helpen we je. Het klinkt misschien idealistisch, maar negen van de tien keer werkt het. Gelukkig denken mijn collega’s er ook zo over. Beloon een kind en stimuleer goed gedrag.
Ismael, die vaak loog, hebben we de keren dat hij wél eerlijk was beloond. Niet met iets tastbaars, maar met een compliment en een aai over zijn bolletje. Niet te wild natuurlijk, want dan ‘ging zijn kuif door de war’. Na ieder compliment zag je hem bijna letterlijk groeien.
Zo gaan we ook om met de tienjarige Sven. Ook hij loog vaak. Over tanden poetsen, over snoepjes stelen, over douchen, over schoon ondergoed aantrekken. Het heeft zijn reden. Bij ieder foutje dat hij bij zijn stiefvader maakte, werd het er letterlijk uitgeslagen. Zodra ik maar vroeg ‘heb je…’, dook hij ineen. De angst voor onze reactie verdween gelukkig snel toen hij merkte dat wij niet slaan. Maar het liegen bleef.