Sociale Vraagstukken

285 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Fotomovimiento (cc)

Alleen evacuatie kan ramp op Lesbos voorkomen

Ruim twee weken geleden was er de eerste coronabesmetting op het Griekse eiland Lesbos. Als de vluchtelingen uit het daar gelegen kamp Moria niet snel geëvacueerd worden, ligt er een drama in het verschiet. De Nederlandse regering is vooralsnog gekant tegen hervestiging. De Europese Commissie is vooral machteloos.

n het voormalig detentiecentrum kamp Moria op Lesbos – gebouwd voor 3000 gedetineerden – verblijven ongeveer 22 duizend vluchtelingen, voornamelijk afkomstig uit Syrië en Afghanistan. De toch al abominabele gezondheidssituatie in het kamp dreigt volkomen uit de hand te lopen. In het Engelse dagblad The Guardian zei de Griekse minister van Migratie Notis Mitarachis onlangs nog dat het ‘slechts een kwestie van tijd is voordat het virus de kampen bereikt’.

Wanhoop en ellende troef

Gynaecoloog Sanne van der Kooij werkte dit jaar en vorig jaar enkele weken als vrijwilliger op Lesbos. In kamp Moria, met een bevolking van 26 duizend veruit het grootste vluchtelingenkamp op de Griekse eilanden.

‘Gewoonlijk schuw ik grote woorden, maar het kamp en de olijfbomgaarden erom heen vormen een zee van allerhande, vooral krakkemikkige tentjes, waarin meerdere gezinnen bijeen wonen. Op elke duizend mensen is er één wc-hokje en overal tref je plastic zakjes met uitwerpselen, flessen met urine en rondslingerend vuil aan.’

Foto: AK Rockefeller (cc)

Ode aan het onmeetbare

COLUMN - door Marcel Canoy

Het wordt tijd om het onmeetbare op het schild te heffen. Van onmeetbare dingen worden we vaak gelukkig; een gedicht, een lied, een aai over de bol of een gesprek. Jammer dat het onmeetbare vaak het kind van de rekening van boekhouders wordt. Boekhouders delen de lakens uit. Lakens die stinken naar cijfers.

Het onmeetbare kan in behoeftes voorzien die cijfers niet kunnen bieden. Eenzame ouderen willen een praatje, geen protocol. Mensen die buiten hun schuld in de financiële problemen komen willen gehoord en serieus genomen worden, geen vernederende sanering. Mantelzorgers willen rust en erkenning, geen standaard zorgplan waarin zij niet eens voorkomen.

Wie snapt het

Een pleidooi voor het onmeetbare is niet nieuw. Oscar Wilde stelde bijvoorbeeld al in 1892 dat een cynicus van alles de prijs weet, maar van niets de waarde. Elke kunstenaar snapt de waarde  van het onmeetbare sinds kunstenaars uitgevonden zijn. Zelfs Den Haag, het CPB en de meeste economen snappen het. Maar ze doen er te weinig mee.

Kennedy

Een politicus die de waarde van het onmeetbare inzag én er iets mee deed was Robert Kennedy:

…het bruto nationaal product houdt geen rekening met de gezondheid van onze kinderen, de kwaliteit van het onderwijs of het plezier in het spel. Het meet niet de schoonheid van poëzie, de kracht van het huwelijk noch de intelligentie van het publieke debat of de integriteit van ambtenaren. Het meet geen humor, moed en wijsheid, noch empathie of vaderlandsliefde. Het meet kort gezegd alles behalve de dingen die het leven waardevol maken.

Foto: Erik Olaerts (cc)

Energietransitie in de geest van Jan Schaefer

COLUMN - Wat ligt er meer voor de hand dan de lessen van de stadsvernieuwing ter harte te nemen nu we voor een vergelijkbare opgave staan om in Nederland miljoenen huizen te verduurzamen en van nieuwe energie- en warmtebronnen te voorzien?

Zo rond 1970 lagen de meeste gemeentelijke binnensteden er beroerd bij. Grote delen van de woningvoorraad in en rondom de centra dateerden van eind negentiende, begin twintigste eeuw en stonden zo ongeveer op instorten. Ze waren met hun houten vloeren en eensteensmuren gehorig, tochtig en vochtig. Bovendien waren ze gebouwd in de tijd van paard en wagen en niet berekend op parkeren voor de deur.

In Amsterdam waren, aldus onderzoek van de gemeente, 25.000 woningen zonder meer rijp voor de sloop, en moesten er meer dan 100.000 totaal gerenoveerd worden. Bijna de helft van de Amsterdammers zou daardoor moeten verhuizen. Vergelijkbare geluiden klonken op uit stadhuizen elders in het land. Grote delen van de binnensteden van Arnhem, Deventer, Tilburg, Utrecht, Dordrecht, Zwolle en Groningen waren verzamelingen bouwvallen. Het land stond voor een ongekende verbouwing, zoveel was duidelijk.

Er was – onder stedenbouwkundigen – ook consensus over wat er moest gebeuren. De filosofie van ruimte, lucht en licht, waarmee na de oorlog overal buitenwijken met flatgebouwen in het groen waren opgetrokken, moest nu op de oudere delen van de stad worden losgelaten. Cityvorming heette dat in het jargon, wat in het kort neerkwam op massale sloop, ruimte voor wegen en compacte gestapelde bebouwing. Met vette viltstiften werden er hele nieuwe stadsdelen op de kaart getekend.

Foto: cquarles (cc)

Regulering van migratie is meer dan kwestie van markt of quota

ANALYSE - Kunnen we met quota de migratie naar Nederland beperken en beheersbaar maken? Of is het de markt die uiteindelijk bepaalt? Volgens hoogleraar Europees Migratierecht en vicevoorzitter van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken Tesseltje de Lange moet het antwoord komen uit een debat dat uitgaat van zowel het perspectief van werkgevers als dat van migranten en samenleving.

Vicepremier en minister van Volksgezondheid Hugo de Jonge (CDA) stelt voor quota te hanteren om het aantal migranten dat naar Nederland komt te beperken. Ook Lilian Marijnissen (SP) en Gert-Jan Segers (ChristenUnie) deden een voorstel daartoe. De Leidse hoogleraar Arbeids- en Migratiegeschiedenis Leo Lucassen vindt dat al deze voorstellen weinig zin hebben omdat de markt bepaalt hoeveel migranten er komen. Hij pleit voor een lange termijnbeleid.

De kritiek van Lucassen op de politieke voorstellen tot het instellen van migratiequota is terecht. Met een dergelijke ad hoc maatregel kun je de migratie eenvoudigweg niet reguleren. Maar op zijn standpunt dat de markt de instroom van arbeidsmigranten bepaalt, valt ook wel wat af te dingen. Immers, als de markt inderdaad zo bepalend is als hij zegt, dan zouden er nog veel meer arbeidsmigranten van buiten de EU in Nederland zijn, om laaggeschoold werk te verrichten in sectoren met prangende personeelstekorten zoals tuinbouw of zorg.

Foto: Daryl DeHart (cc)

Onzekerheid en nostalgisch verlangen naar een betere samenleving

ANALYSE - door Peter Achterberg en Bram Peper

Vroeger was alles beter. Veel Nederlanders lijken te denken dat dit inderdaad het geval is. Overal om ons heen zien we talloze voorbeelden van een nostalgische zucht naar een veel geroemd maar helaas verloren gegaan verleden.

Zoals de eindeloos herhaalde afleveringen van de hitserie ‘Toen was geluk heel gewoon’. Of de opkomst van ‘barbieren’ die gespecialiseerd zijn in kapsels uit de jaren ‘50, en zich louter lijken te richten op mannen. Of wat te denken van het jaarlijkse terugkerende feest der nostalgie, de Top 2000, waarbij de gouden oude klassiekers niet alleen met steun van de grijze van dagen zo hoog op de lijst terecht komen.

Ook in de politiek zijn nostalgische vertogen populair, met politici die lekker kunnen wegdromen met pleidooien voor de terugkeer van de gulden en het vertrek uit Europa. Terug naar een samenleving waarin ‘we’ nog simpelweg thuis konden voelen.

Nostalgie in Nederland

Het begrip nostalgie is afkomstig van de zeventiende eeuwse Zwitsere arts Johannes Hofer en is een samentrekking van de Griekse woorden nostos (huiswaarts keren) en algia (een pijnlijke conditie). Hofer muntte deze term om het ziektebeeld van extreme heimwee van elders vechtende Zwitserse huurlingen te vatten. Nostalgie is dus allereerst een medische term om een ziektebeeld te beschrijven, dat vooral ging over een verlangen om in een andere ruimte te zijn, namelijk weer thuis.

Foto: Gerard Stolk (cc)

Waarom ik sceptisch ben over de ingreep in de jeugdwet

Na de landelijke jeugdzorgstaking in september en een uiterst kritisch rapport van de inspectie, gaat het kabinet maatregelen nemen. Jeroen Hoenderkamp bekijkt het politieke paniekvoetbal met veel scepsis.

Het begint duidelijk te worden dat de jeugdhulp onder onacceptabele druk staat. Daar valt van alles over te zeggen, maar de motor lijkt me dat het beschikbaar bedrag per kind enorm is afgenomen. In 2015 was het budget 4 miljard en werden 380.000 jeugdigen geholpen. In 2019 is het budget 3,6 miljard en worden 430.000 duizend jeugdigen geholpen. Tel daarbij 10 procent inflatie en een forse toename van administratieve lasten (10 procent?) en de conclusie is dat het reëel beschikbaar bedrag per kind met 35 procent (!) is afgenomen van 10.500 naar 6.800 euro.

Opstelling verandert maar er blijven te weinig spelers

Als ik even een voetbal-metafoor mag gebruiken: de regering heeft sinds 2015 het team op het veld verkleind van 11 naar iets meer dan 7 spelers. Gemeenten ervaren dit probleem, en proberen door (te) lage tarieven het aantal spelers te verhogen. Maar dat lukt maar beperkt, omdat er – gelukkig – een grens zit in wat rechter en maatschappij accepteren aan schrale zorg en arbeidsvoorwaarden.

Foto: Bas Bogers (cc)

Gedwongen terugkeerbeleid is wreed en werkt niet

ANALYSE - door Barak Kalir

Stel je voor dat een speciale politie-eenheid midden in de nacht je huis binnendringt. Nadat ze je geïdentificeerd hebben als de persoon die ze zoeken, trekken ze je je bed uit ten overstaan van je doodsbange gezin dat niet bij je in de buurt mag komen. Ze doen je handboeien om en leiden je de trap af naar een gereedstaand politiebusje waarmee ze je op hoge snelheid naar een speciaal detentiecentrum brengen. Daar zal je de komende maanden van je leven doorbrengen.

De persoon in deze scène is een ‘geïllegaliseerde migrant’.1 Volgens staatswetten zijn geïllegaliseerde migranten mensen die geen wettelijke status wisten te regelen in het land waar zij verblijven. Dit kan het gevolg zijn van allerlei administratieve processen, bijvoorbeeld het niet verlengen van een toeristen- of studentenvisum; geen asielstatus krijgen; een vluchtelingenstatus die ingetrokken wordt; scheiden van je autochtone partner of ontslagen worden op het werk waarvoor je formeel werd gerekruteerd.

Geïllegaliseerde migranten zijn geen criminelen

In de meeste westerse liberale landen heeft het worden of zijn van geïllegaliseerde migrant niets te maken met criminaliteit. Geïllegaliseerde migranten hebben meestal van de autoriteiten de opdracht gekregen om het land binnen een bepaalde periode (vaak vier weken) te verlaten. Dit niet doen, resulteert in een administratieve onregelmatigheid die kan leiden tot langdurige detentie (tot achttien maanden in landen als Nederland en Denemarken) en gedwongen uitzetting.

Foto: M. Appelman (cc)

Strafrechtelijke aanpak milieucriminaliteit schiet tekort

Afvaldumpingen en lozingen van giftig afval zijn aan de orde van de dag. Politie en justitie kijken vaak machteloos toe. Toepassing van het schadebeginsel kan de controle en bestraffing van milieudelicten aanzienlijk verscherpen – een analyse door Marc Schuilenburg.

Wie het klimaatdebat in ons land volgt, krijgt snel het gevoel te zijn beland in een discussie tussen boekhouders: zoveel heffing per ton CO2-uitstoot, belastingmaatregelen om huizen energieneutraal te maken en invoering van een vliegtaks van 7 euro per ticket.

Maar klimaatbeleid hoort meer te zijn dan voer voor boekhouders. Het is namelijk ook een juridisch probleem. Simpel gezegd: je kunt als overheid nog zoveel willen, maar als er een window of opportunity blijft bestaan om als burger willens en wetens de regels aan je laars te lappen, dan verandert er niets.

Afvaldumpingen en giftige lozingen

Met alle aandacht in de politiek en de media voor het klimaat zou je verwachten dat politie en justitie haast maken met de aanpak van milieucriminaliteit.

In de praktijk is daarvan weinig te merken. Dagelijks lees je in de krant over milieuovertredingen waarvoor de politie zegt geen tijd of middelen te hebben.

Zo zijn afvaldumpingen in de natuur aan de orde van de dag, maar de politie komt aan de opsporing van de daders niet toe. In de Brabantse natuur gaat het om zo’n 5.000 dumpingen per jaar, waarbij het zwerfafval niet eens is meegerekend.

Foto: -Reji (cc)

Waarom een armoededashboard noodzakelijk is

ONDERZOEK - De manier waarop armoede wordt gemeten, is cruciaal voor kennis over armoede en de bestrijding ervan. De maatstaven die verschillende bureaus hanteren lopen echter flink uiteen, betoogt Lei Delsen. Beter is een set indicatoren te gebruiken, die de verschillende dimensies van armoede recht doen.

Onlangs publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de Armoede in Kaart 2019. Een belangrijke conclusie is dat de armoede in Nederland is gedaald van 982.000 personen in 2016 naar iets minder dan 939.000 personen in 2017. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) daarentegen, waren er 599.000 arme huishoudens in 2017, 27.000 meer dan in 2016. Deze strijdige cijfers leiden tot verwarring.

De Nederlandse overheid heeft de grondwettelijke taak om te zorgen voor een minimum niveau van bestaanszekerheid. Nederlanders in Nederland die niet in hun bestaan kunnen voorzien – niet genoeg inkomen hebben – hebben een recht op bijstand. Het wettelijk sociaal minimuminkomen – een absoluut minimumbedrag – betekent dat armoede volgens deze norm niet voorkomt.

Niet iedereen die recht heeft op bijstand krijgt die echter ook. Bovendien is de hoogte van de bijstand politiek bepaald, zonder garantie dat dit voldoende is om uit de armoede te blijven. Het risico op (langdurige) armoede is hoog onder bijstandstrekkers. In 2017 bijna 75 procent kans tegen gemiddeld 8,2 procent van de Nederlandse huishoudens. Armoedebestrijding is vooral een taak van gemeenten. Nederlandse gemeenten hanteren een beleidsmatige inkomensgrens tussen 110 procent en 130 procent van het sociaal minimum, een politieke keuze.

Foto: Hernán Piñera (cc)

Eerst zekerheid, dan pas kinderen

ANALYSE - van Renske Verweij en Gert Stulp.

Veel mensen wachten met het krijgen van kinderen tot ze een partner, een vaste baan of een eigen huis hebben. Zij blijven het ouderschap alsmaar uitstellen. Sommigen blijven hierdoor uiteindelijk – ongewenst – kinderloos.

Nederlanders krijgen op steeds latere leeftijd hun eerste kind. In 1970 lag de gemiddelde leeftijd waarop een vrouw moeder wordt onder de vijfentwintig jaar, nu is dat dertig jaar (zie ook CBS, 2019). Bij mannen ligt deze leeftijd tegen de drieëndertig jaar. Een dergelijke toename is zichtbaar in veel Westerse landen, maar Nederland hoort bij de landen waarin de leeftijd bij ouderschap het hoogste ligt.

Aangezien vrouwen, en in mindere mate ook mannen, op een hogere leeftijd minder vruchtbaar zijn, kunnen oudere stellen meer moeite hebben met het realiseren van hun kinderwens.

Vruchtbaarheidsbehandelingen zijn mooie innovaties, maar ze zijn doorgaans minder effectief bij oudere vrouwen en mannen en kunnen slechts gedeeltelijk compenseren voor de met de leeftijd dalende vruchtbaarheid. Dit kan leiden tot ongewenste kinderloosheid en een kleinere gezinsgrootte dan initieel gewenst.

Reden te meer om te onderzoeken waarom mensen het krijgen van kinderen uitstellen.

Eerst vaste relatie, vast werk en eigen huis

Foto: Jeanne Menjoulet (cc)

Social media veroorzaken meer strijd dan eenheid in protestbewegingen

ANALYSE - door Delia Dumitrica en Mélodine Sommier

Protestbewegingen kunnen niet zonder meer vertrouwen op socialmediaberichten om mensen te mobiliseren. Integendeel, zulke simpele berichten nodigen eerder uit tot twist en strijd. Zie het gekrakeel over ‘le peuple’ bij de Franse gele hesjes-beweging.

Wie zijn ‘les gilets jaunes’, de Franse gele hesjes, en wat willen ze? Deze vraag – van The Guardian in februari 2019– gaat in wezen over de toegenomen onzekerheid over de (collectieve) identiteit van de digitaal georganiseerde hedendaagse sociale bewegingen. Socialmedia-platforms beloven uiteenlopende individuen te ‘verbinden’ en hun acties in een ‘kritische massa’ samen te voegen. Maar deze social media kunnen er ook toe leiden dat de behoefte aan één identiteit – waardoor individuen in de beweging samenwerken voor een gemeenschappelijk doel – snel achterhaald is.

Dit is precies wat Lance Bennett en Alexandra Segerberg (2012) beweren. In deze tijd van Facebook en Twitter zijn eenvoudige maar krachtige berichten op social media alles wat nodig is voor collectieve mobilisatie. Dergelijke simpele berichten ‘vereisen weinig overredingskracht, argumenten of reframing om verschillen te overbruggen met wat anderen over een gemeenschappelijk probleem voelen’ (Bennett & Segerberg, p. 744).

Simpele, eenvoudige boodschap van de gele hesjes: wij zijn ‘le peuple’

Foto: Bas Bogers (cc)

Waarom denken we dat Turken en Marokkanen religieuzer zijn dan hun ouders?

In onze oordeelsvorming zitten tal van vertekeningen. Actuele, sensationele én negatieve berichten kleuren ons beeld, maar benemen ons zicht op de werkelijkheid. Zo zijn jonge moslims in Nederland bijvoorbeeld niet steeds méér, maar mínder religieus.

Hoeveel procent van de Nederlanders, schat u, beschouwt zich als moslim? Uit een recente studie blijkt dat de gemiddelde Nederlander denkt dat 19 procent van de inwoners van Nederland moslim is. Sommigen zitten daar boven – zij geloven dat 30 procent moslim is –, anderen zitten er weer wat onder. Maar gemiddeld genomen is de schatting dat bijna één op de vijf inwoners moslim is. Het werkelijke percentage ligt echter rond de zes procent. Hoe kan dat? Waarom denken Nederlanders dat er zoveel meer moslims in Nederland wonen, dan er in werkelijkheid zijn?

Het roept de vraag op: waar komen percepties over moslims vandaan? Uit welke bron van informatie putte u?

Een belangrijke cognitieve bias die optreedt bij oordeelvorming is de availablity heuristic. We baseren onze percepties op informatie die snel en makkelijk in ons geheugen naar boven komt, zonder daarbij een rationele afweging te maken of die informatie wel representatief en nauwkeurig is.

Nieuwsberichten over moslims overwegend negatief

Vorige Volgende