Sociale Vraagstukken

285 Artikelen
Achtergrond: Jay Huang (cc)
Foto: Markus Reinhardt (cc)

Afrikaanse roots maken jongeren niet ‘minder Nederlands’

ACHTERGROND - Je ziet het op social media, in het uitgaansleven, op festivals, in mode en lifestyle: Afrikaans is cool. Dat was lange tijd bepaald niet het geval: als Nederlandse jongere legde je liever niet te veel nadruk op je Afrikaanse afkomst.

Maar de laatste jaren raken jonge mensen van Surinaamse, Antilliaanse, Ghanese, Somalische en andere Afrikaanse achtergronden steeds meer geïnteresseerd in hun Afrikaanse roots en willen die ook laten zien, bijvoorbeeld met kleding in kleurrijke prints en afrobeats muziek. Kinderen van Chinese en Koreaanse ouders vinden op Asian parties aansluiting bij een pan-etnische Aziatische identiteit (Kartosen, 2016). En ben je trots op je Indonesische erfgoed, dan is dit I.N.D.O. T-shirt – ‘In Nederland Door Omstandigheden’ – voor jou. Zijn dit oppervlakkige modetrends of is er meer aan de hand?

Er ontstaan nieuwe, gemixte identiteiten

Als het gaat over etnische minderheden denken we vaak over culturele identiteit als een bagage die mensen gewoonweg met zich meedragen vanuit het verleden, en in het geval van een migratieverleden van elders, van buiten Nederland. En vooral ook als iets dat integratie in de weg zou staan.

Ik zie culturele identiteit liever als een project van self-making, in het hier en nu, van het actief vormgeven van het zelf en de groepen waartoe je wilt behoren. Zo ontstaan allerlei nieuwe, gemixte identiteiten, die etnische grenzen overstijgen en gedragen worden door nieuwe cultuuruitingen. Nieuwe vormen van integratie ook. De Afro-Nederlandse identiteit is er een van, net als de Nederlands-islamitische jongerencultuur en de pan-Aziatische identiteit.

Foto: philippe leroyer (cc)

Met verstand protesteren tegen versteende instituties

ANALYSE - De gele hesjes, de Brexiteers, Occupy Wall Street en de huidige protesten in Soedan – allen uiten hun onvrede vanuit een verlangen om een nieuwe start te maken met de samenleving. Marli Huijer wijst hen op de gevaren van welbespraakte buitenstanders die zich hun beweging kunnen toe-eigenen en van geweld van binnenuit.

Wat deze protestbewegingen gemeen hebben met de Franse Revolutie is dat ze worden gedragen door het idee dat de samenleving via revoltes en revoluties een nieuwe start kan maken. Het is een specifiek modern idee dat pas opkwam aan het einde van de achttiende eeuw.

Politiek filosoof Hannah Arendt stelt in Over revolutie dat dit idee een nieuwe, revolutionaire geest aanwakkerde. Deze behelst niet alleen een verlangen naar bevrijding – van autocratische vorsten, dictators, honger, werkloosheid of geweld –, maar ook een verlangen naar vrijheid, en dan met name de vrijheid om opnieuw te beginnen.

Het geloof in een nieuwe start kan mensen blind maken

De uitkomst van zo’n nieuwe start is altijd ongewis. Het kan goed, maar ook desastreus aflopen. Toch is dat niet voor iedereen reden om de revolutie af te wijzen. Het zich bevrijden van het verleden en openen van nieuwe mogelijkheden kan als een waarde op zich worden gezien.

Foto: Boinink (cc)

Geen 838 duizend, maar 558 duizend buitenlandse werknemers in Nederland

ANALYSE - In 2017 werden ruim 838 duizend banen vervuld door buitenlandse werknemers’, berichtte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op 4 april jl. Dit bericht verraste ons, omdat wij op basis van cijfers van datzelfde CBS niet verder kwamen dan 558 duizend banen voor vreemdelingen. Een verschil van 280 duizend! Hoe was dat mogelijk?

Een vergelijking van de definities van de CBS-tabel die wij geraadpleegd hadden en de tabel die in het nieuwsbericht werd gepresenteerd gaf duidelijkheid. Want wie is eigenlijk een ‘buitenlandse werknemer’? Wij dachten dat het antwoord op deze vraag eenvoudig was: iedereen die werknemer is in Nederland maar niet de Nederlandse nationaliteit heeft. Per definitie is een buitenlander immers geen Nederlander en vice versa, een Nederlander geen buitenlander. Artikel 2 lid 1 Grondwet bepaalt tenslotte: ‘de wet regelt wie Nederlander is’. Een juridische definitie van ‘buitenlander’ is er niet, maar wel van het volgens ons identieke begrip ‘vreemdeling’: een ieder die de Nederlandse nationaliteit niet bezit (artikel 1 Vreemdelingenwet).

Wanneer ben je volgens het CBS ‘buitenlander’?

Het CBS denkt anders over het onderscheid tussen Nederlanders en vreemdelingen, c.q. buitenlanders. De definitie van ‘buitenlandse werknemer’ van het CBS luidt namelijk als volgt:

Foto: Henry Burrows (cc)

Maak extreme rijkdom onderdeel van het sociaal beleid

COLUMN - Het sociaal beleid gaat doorgaans over de armen en de kwetsbaren in de samenleving. Ingrid Robeyns pleit ervoor om de superrijken mee te nemen in de discussie over het sociaal beleid. Want, zo stelt zij, een andere houding tegenover extreme rijkdom zou het sociaal beleid kunnen versterken en rechtvaardiger maken.

Elke samenleving heeft impliciet een sociaal contract – de afspraken die wij met elkaar maken over hoe we samenleven. Dit gaat niet alleen over rechten en vrijheden zoals die in de grondwet staan, maar ook over hoe we de koek die we in een land met z’n allen produceren eerlijk verdelen. En precies daar laten empirische studies zien dat de ongelijkheid toeneemt (Piketty, 2016; Kremer et al., 2014). Het vermogen wordt steeds geconcentreerder en er ontstaat een groep mensen die extreem rijk is.

Vanuit maatschappelijk oogpunt is extreme rijkdom vanwege een aantal redenen problematisch (Robeyns, 2019). Een paar daarvan zijn zeer relevant voor het sociaal beleid.

Extreme rijkdom is een gevaar voor de democratie

Ten eerste is extreme rijkdom een gevaar voor de democratie: wie extreem rijk is, heeft meer mogelijkheden zijn stempel op de politiek te drukken, en kan daardoor zorgen voor beleid waardoor de extreem rijken nog rijker worden.

Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Democratie vernieuwen: iets minder geloof en wat meer argumenten graag

OPINIE - Als we niet oppassen stijgt het gesprek over lokale democratie op wegens gebrek aan zwaartekracht, stellen Menno Hurenkamp en Evelien Tonkens. Leuke voorbeelden zijn goed, maar vergelijking van wat werkt en wat niet is beter. En dat laatste gebeurt amper, ook niet in het laatste nummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

Sommige mensen hebben grote monden, andere grote hersenen en weer andere grote portemonnees. En die kenmerken overlappen ook nog eens vaak. Is het niet fijn voor iedereen die geeft om vrijheid, broederschap én gelijkheid dat deze categorie mensen flink in de wielen gereden wordt door instituties en hun perfide handelingen zoals regels verzinnen en handhaven? Zeker nu we uit zo’n beetje al het vergelijkend economisch, sociologisch en politicologisch onderzoek van de afgelopen jaren leren dat de ongelijkheid in termen van geld, macht en invloed eerder groter dan kleiner wordt?

Het laatste nummer van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken over ‘De haperende lokale democratie’ denkt echter een andere kant op. Het bevat gevalsbeschrijvingen van lokale experimenten en pleidooien om vooral door te gaan met het vervangen of tenminste aanvullen van de representatieve democratie. Maar geen evaluaties op basis waarvan bestuurders, burgers of politici lokaal hun eigen afwegingen kunnen maken. Dat is een gemiste kans.

Foto: Thomas Hawk (cc)

Sociaal werker mag wel wat onaangepaster zijn

COLUMN - door Toby Witte

Waar blijft de stem van de sociaal professional als het gaat om het gemeentelijk sociaal beleid? Is die stem er eigenlijk wel of wordt deze niet gehoord door wethouders en beleidsmakers?

Sociaal werk heeft altijd van doen met het beleid en de politiek-bestuurlijke ambities van gemeenten. Alleen dit al is een reden voor sociaal professionals zich kritisch te verhouden tot het gemeentelijke beleid, want bij de kwaliteit van het sociaal werk gaat het zowel om uitvoering van beleid als om het kritisch en ethisch kunnen reflecteren op hoe beleidsintenties praktisch uitpakken. Denk bijvoorbeeld aan de te hooggespannen beleidsambities en verwachtingen die gemeenten hebben van hun sociale wijkteams. Dat vraag om een weerwoord vanuit de praktijk.

In tegenstelling tot de jaren zestig, zeventig en tachtig van de 20ste eeuw waarin politisering, democratisering en zeggenschap (sociale actie) de nodige aandacht kregen in de opleidingen van de toenmalige sociale academies en sociaal professionals zichtbaar en hoorbaar meer beleidskritischer waren, zien we tegenwoordig dat de gedrevenheid van het sociaal werk op het terrein van politiek, beleid en bestuur in sterkte is afgezwakt of zelfs afwezig lijkt te zijn.

Dat is vreemd, want juist door de huidige decentralisaties op het gebied van jeugd, zorg en participatie bevindt het sociaal werk zich bij uitstek in een politiek geladen context. De ronkende retoriek vanuit ‘Den Haag’ over ‘minder overheid’, ‘nabijheid’ en ‘zelfredzaamheid’ staat in schril contrast met wat op lokaal niveau momenteel plaatsvindt.

Foto: Sebastiaan ter Burg (cc)

Soms moet je voor een gelijke behandeling mensen toch anders behandelen

Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) stemmen veel minder dan andere Nederlanders. Dat is niet alleen ondemocratisch, maar mag ook niet volgens het VN-verdrag Handicap. Hoe kunnen mensen met een LVB meer betrokken worden bij het democratisch proces?

Bij de laatste Tweede Kamer-verkiezingen stemde 82 procent van alle kiesgerechtigden, maar van de mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) bleef meer dan de helft thuis. Uit een onderzoek van NIVEL en het Trimbos-instituut blijkt daarnaast dat 40 procent van de stemmers met een LVB het invullen van het stembiljet heel ingewikkeld vond, wat de kans op een onbedoeld ongeldige stem aanzienlijk maakt.

Iemand heeft een LVB bij een beperking in zowel intelligentie (IQ 50-70) als sociale redzaamheid. In Nederland gaat het hierbij om ongeveer 74.000 mensen. Omdat mensen die zwakbegaafd zijn (IQ 70-85) in de praktijk veelal dezelfde hulp nodig hebben, wordt deze groep ook vaak meegenomen in het beleid. Bij elkaar gaat het dan om 1,4 miljoen mensen (schatting SCP 2013), 8,6 procent van de Nederlandse bevolking – potentieel 13 zetels in de Tweede Kamer.

Problemen bij het stemmen

Voor mensen met een LVB blijkt stemmen een heel lastige opgave. Het taalgebruik van politici is vaak ingewikkeld en de meeste verkiezingsprogramma’s zijn niet begrijpelijk geschreven. Wel hebben bijna alle landelijke partijen na een oproep van het College voor de Rechten van de Mens versimpelde en kortere versies van hun programma’s gemaakt.

Foto: © foto Aart G. Broek 2017 – bewaking tegen islamitische aanslagen bij Colosseum in Rome copyright ok. Gecheckt 01-03-2022

Het standvastige huis van verzet in de islamitische wereld

ANALYSE - Islamitisch fundamentalisme zou de gesel zijn die honderden miljoenen moslims terroriseert en zorgt voor achterstand in allerhande opzichten, betoogt socioloog Ruud Koopmans in zijn studie “Het vervallen huis van de islam”. Aart G. Broek is graag behoedzamer en optimistischer.

De Nederlandse socioloog Ruud Koopmans – hoogleraar aan de Humboldt Universiteit in Berlijn – heeft een indringende studie geschreven, die onder de titel Het vervallen huis van de islam recentelijk verscheen bij Prometheus, Amsterdam. Van Koopmans onderzoeken wordt wereldwijd kennis genomen. Hij behoort tot de meest geciteerde wetenschappers.

Zijn gedachtegoed wordt bejubeld en opent ogen. Het wordt echter ook vervloekt omdat het moslimhaat zou voeden. Zijn werk is opmerkelijk deugdelijk onderbouwd en juist daardoor ook confronterend. Het kan zodoende in ieder geval niet worden genegeerd. Toch lijkt mij een zekere behoedzaamheid gewenst. Dat zorgt tevens voor wat meer optimisme dan Koopmans kan opbrengen voor islamitische samenlevingen.

De crisis zou ‘vooral religieuze oorzaken’ hebben

Met een overrompelende hoeveelheid gegevens verwoordt Koopmans zijn bevindingen die uitmonden in deze conclusie. ‘De hoofdoorzaken van de crisis van de islamitische wereld liggen niet buiten de islam, bij de joden, het westers kolonialisme, of islamofobische populisten, maar midden in de islamitische gemeenschap zelf, in de vorm van een wijdverbreide rigide en intolerante geloofsopvatting die gepaard gaat met haat en geweld tegen andersdenkenden.’ (p. 232).

Foto: Maryland GovPics (cc)

Aannamen over ‘cultuur’ zetten hulpverleners op het verkeerde been

ANALYSE - door dr. Rob Ermers.

Je leest wel eens uitspraken als: ‘in de Koerdische cultuur heeft een meisje niets te zeggen over met wie ze trouwt’ en ‘in de islam zijn vrouwen ondergeschikt’. Maar ook ‘in de westerse cultuur zijn mannen en vrouwen gelijk’. Wat is er mis met zulke uitspraken?

Niet alleen gewone burgers, maar ook onderzoekers, maatschappelijk werkers, jeugdbeschermers, politiemensen en officieren van justitie doen dergelijke uitspraken over de cultuur en religie van mensen. Ook in rapporten worden ze gepresenteerd als algemene, vaststaande feiten.

Maar kloppen deze uitspraken voor elke Koerdische, voor elke westerling en elke moslim wel? En: zijn ze gebaseerd op wetenschappelijke inzichten? Mag je ze bijvoorbeeld gebruiken in een risico-analyse voor familie X?

Een wetenschappelijke basis is belangrijk, omdat politiemensen, maatschappelijk werkers en jeugdbeschermers net als bijvoorbeeld artsen en psychiaters risico-inschattingen opstellen. Ze proberen te bepalen waarom individuen zich in het verleden op een bepaalde manier gevaarlijk hebben gedragen, en of ze dat in de toekomst wellicht weer gaan doen. Dat is belangrijk, maar ook moeilijk werk.

De term ‘cultuur’ is een probleem

Professionals hebben een diepgaande invloed op het leven van de burgers. Ze besluiten tot aanhouding van mensen, adviseren of handhaven gebieds- of contactverboden, leggen behandelingen of toezicht op, of halen kinderen weg bij hun ouders. Zelf zijn ze vaak geen wetenschappers, maar hun afwegingen moeten wel zijn gebaseerd op wetenschappelijke inzichten, duidelijke criteria en beproefde methodieken.

Foto: anokarina (cc)

Laat het oor niet hangen naar een televisiepresentator

COLUMN - Door Jan-Willem Romeijn, Remco Heesen, Hendrik Siebe.

Sluwe lobbyisten zaaien twijfel door selectief te winkelen in wetenschappelijke informatie. Stel daar de wijsheid van de groep tegenover, betoogt een drietal filosofen. Al leren de wetenschappelijke en juridische praktijk dat gezamenlijke oordeelsvorming een subtiele en soms precaire aangelegenheid is.

In hun inspirerende boek Merchants of Doubt laten Naomi Oreskes en Erik Conway zien hoe de tabakslobby erin slaagde systematisch twijfel te zaaien over de negatieve effecten van roken. Deels deed men dat door partijdig onderzoek te ondersteunen. Een andere lobby-strategie bestond eruit dat de weinige onderzoeksbevindingen die ruimte lieten voor twijfel over de schadelijke effecten van roken in de media werden uitvergroot.

Die strategie was vooral overtuigend wanneer het onderzoek verricht was door onderzoeksgroepen die niet door de tabakslobby zelf werden gefinancierd. Vandaar de titel van hun studie: kooplui van de twijfel. Het voornaamste doel was om beleidsmaatregelen op grond van vermeende voorbarigheid uit te kunnen stellen.

Onlangs onderzochten Bruner, O’Connor en Weatherall aan de hand van computersimulaties de rol van zulke lobbyisten in de publieke meningsvorming; hun artikel werd onder andere besproken in The Guardian. De conclusies zijn verontrustend. We leven in een sterk verknoopte en enigszins verkokerde samenleving. Daardoor kunnen lobbyisten uit een verzameling van overwegend correcte en enkele misleidende resultaten al een toxische cocktail fabriceren, waarmee de publieke opinie in verwarring kan worden gebracht.

Foto: fotdmike (cc)

Sociaal werk is altijd politiserend

COLUMN - Het sociaal werk moet gepolitiseerd worden, maar dan is een “kritisch perspectief op het proces van depolitiseren dat zich in de afgelopen tientallen jaren heeft voorgedaan” wel nodig. Een betoog van Jeroen Boekhoven, in het dossier ‘politisering van het  sociaal werk’ op Sociale Vraagstukken.

Kleur herkennen betekent in dit geval inzicht in (de macht van) het depolitiserende vertoog, dat een enorme invloed heeft op manieren waarop politici, burgers en sociaal werkers tegen politieke standpunten en sociale interventies aankijken. Zicht op de dwingende kracht van dat vertoog is noodzakelijk om zicht te hebben op de politieke aspecten van sociaal werk.

Depolitisering begon, paradoxaal genoeg, in de politieke arena. Een van de vroegste en helderste voorbeelden van die trend kwam van Iron Lady Margaret Thatcher (1925-2013), aan het begin van de jaren tachtig. En in 2003 herhaalde haar partijgenoot David Cameron haar woorden: ‘There is no alternative’.

Daarmee gaven ze hun beleid een aura van vanzelfsprekendheid, en verborgen ze hun politieke ideaal over het verdelen van rechten en plichten (en lasten en lusten) onder burgers. Maar aan de basis van hun beleid stonden de sociaaleconomische, neoliberale perspectieven van Milton Friedman en zijn Chicago Boys, die vrije marktwerking als oplossing zagen voor maatschappelijke problemen.

Foto: Veiligheid en Justitie (cc)

Aanpak radicalisering moet anders

Iedere gemeente of gevangenis heeft tegenwoordig een aanpak of programma voor deradicalisering. Volgens Peer van der Helm, lector residentiele jeugdzorg, werken deze programma’s niet omdat ze voorbijgaan aan de psychologische basisbehoeften van mensen. Sterker nog, ze kunnen het tegenovergestelde teweegbrengen.

Alhoewel terroristische aanslagen in Europa en in Nederland niet nieuw zijn, is er met de opkomst van Al Qaida en IS en daarmee verbonden aanslagen veel aandacht gekomen voor deradicalisering. Er is in Nederland zelfs een hele ‘deradicaliseringsindustrie’ ontstaan. Iedere gemeente of gevangenis heeft een aanpak of programma hiervoor, vaak met zelfbenoemde experts zonder wetenschappelijke basis.

Sinds kort exporteren we deze programma’s ook naar de EU. Ze richten zich in belangrijke mate op de persoon als dader – ook wanneer die nog niets heeft gedaan. De effectiviteit van deze programma’s is echter niet goed onderzocht waardoor het de vraag is of ze werkelijk doeltreffend zijn. Nog prangender is de vraag of ze misschien radicalisering juist kunnen bevorderen (negatieve effectiviteit).

Voorspellers en motieven voor radicalisering en terrorisme

In juli van 2018 verscheen er een rapport van het Nederland Studiecentrum voor Criminaliteit en Rechtshandhaving over mogelijke voorspellers van radicalisering. In dit onderzoek werd gevonden dat een migrantenachtergrond in combinatie met een mogelijke verbondenheid aan salafistische stromingen een belangrijke voorspeller is. In lijn met eerdere onderzoeken werden daarnaast kenmerken als een lage sociaaleconomische status, psychische problemen, werkloosheid, een criminele carrière en het zoeken naar zingeving gevonden.

Vorige Volgende