een gastbijdrage van Ginny Mooy, eerder verschenen op haar eigen website.
“Je moet erboven staan. Je moet ERBOVEN STAAN!” Ik zie hem nog zo goed voor me, al is het nu meer dan drie decennia geleden. Zijn halflange, rode haar driftig wapperend, zijn knalrode wangen, hoeveel moeite hij moest doen om zijn stem kalm te houden, zijn hete adem in mijn gezicht. Zijn neusvleugels, wijd opengesperd, spraken boekdelen. Kalm was hij zeker niet. Maar ik kwam niet om hem heen, hij hield me vast, versperde me de weg, trok me terug als ik toch dreigde te ontsnappen. “JE MOET ERBOVEN STAAN!”
Daar stonden we, bij het houten bankje naast de zandbak tegenover mijn huis. Zijn kleine pupillen stonden strak op mij gericht, terwijl ik alleen maar naar dat bankje kon blijven staren. ‘Gin’ stond daar in mijn handschrift. Met een grote, dikke streep erdoorheen. En daaronder stond in koeienletters gekalkt: “GA TERUG NAAR JE EIGEN LAND.” Wáár moest ik boven staan? Ik wilde nergens boven staan. Daar verderop liep hij, mijn buurjongen, ik wilde hem vragen waarom, misschien wilde ik hem wel slaan, weet ik veel, gewoon de confrontatie aangaan. Maar ik mocht niet. Ik moest ‘erboven staan’. Nou was ik 12 en had ik geen idee wat dat betekende, maar ik wist genoeg. Meneer ‘erboven staan’ was 14 en mijn buurjongen 15. De angst was gewoon te ruiken en het was niet de mijne.
Ik, de Goede Engel
Moeilijke dingen leren? Graag. Moeilijke situaties? Met een grote boog eromheen. Ik was het soort kind dat altijd confrontaties uit de weg ging. Zo zeer zelfs dat ik, toen mijn zus uit de tuin bij onze Zeelandse vakantiebungalow werd weggetrokken en aan een boom gebonden door een groepje jongeren omdat we naar ze hadden zitten ‘gluren’, bevroren op het terras bleef zitten. Ik deed niks. Ik riep zelfs mijn ouders niet. Roerloos bleef ik zitten, bang als ik was dat ze anders ook mij zouden grijpen.
Ik was een onschuldig, dromerig en vrolijk kind. Mijn zus was een stuk pittiger. Toen mijn moeder haar een keer vasthield en me probeerde te dwingen haar eindelijk eens terug te slaan, voor mezelf op te komen, liep ik weg. Vele, vele jaren heb ik dit voorbeeld gekoesterd als *het* symbool van mijn goedaardigheid. Kijk eens wat een zachtaardig en lankmoedig mens ik was. Ik kon haar zonder consequenties slaan en ik deed het niet. “Ik vond haar zielig,” was mijn motto. En zo was mijn zus de pestkop, mijn moeder een slechterik en ik een goede engel.
Flegmatiek
Pas toen ik zelf moeder werd en mijn eerste kind zag worstelen met de verhoudingen met andere kinderen, begreep ik pas goed hoe angstig ik zelf als kind was. Hoe goed ik tegen mezelf kon liegen. Hoezeer ik als kind mijn persoonlijkheid om die angst voor confrontaties heen bouwde; door mijn zwakke eigenschappen te verpakken als deugd, iets ‘goeds’ en zo weg te kunnen blijven rennen voor mijn eigen angst. Met opgeheven hoofd. Een flegmatisch kind, noemde mijn moeder me.
Daarom was dat moment bij dat bankje zo levensbepalend. Het was een gevolg van een ruzie tussen mijn ouders en onze directe buren. Geen idee meer waar het over ging, maar dat het heftig was en behoorlijk uit de hand liep weet ik nog wel. Ik hield me afzijdig, het neutrale baken. Te groot, te waardig om me met die ruzie te bemoeien. Maar zo raakte ik er opeens in betrokken en niet zo’n beetje ook. Ik was woest.
Vechten
De hele middag hebben ze op me ingepraat, die jongen, mijn ouders, andere buurtkinderen. Ik moest het laten gaan. Erboven staan, erboven staan, erboven staan. Hij had het vast niet zo bedoeld. Het was gewoon uitdagen. Het betekende niet zoveel. Erboven staan. Maar dat kon ik niet. Hij had er van alles kunnen schrijven. Stoephoer, greppeldel, dat soort dingen, want dat was óók mode in die tijd. Nooit had ik ergens ‘ga terug naar je eigen land’ zien staan, en ik las die schrijfsels altijd, overal. Het was wel zo bedoeld. Dus ik was woest en ik bleef woest.
Pas de volgende ochtend kon ik op een onbewaakt moment naar buiten komen toen ik mijn buurjongen voorbij zag schieten. Ik rende erachteraan. Bij de voordeur van andere buren haalde ik hem in, tikte hem op zijn schouder en vroeg hem alleen: “Waarom?” Het liep uiteraard uit op vechten en dat luchtte op. Ik rekende in die paar minuten niet alleen af met zijn daden, maar ook met mijn angst. Ik kwam voor mezelf op en het voelde als een tiendubbele overwinning. Ik oversteeg niet alleen mijn eigen angst; ik had me weten te ontworstelen aan de angst van iedereen om me heen.
Erboven staan
Hoe weet ik niet meer, maar met die buurjongen kwam het goed. Als ik hem tegenkom, dan maken we een praatje. No hard feelings. Hij is dan ook niet de reden waarom ik me dit incident nog zo goed herinner. ‘Erboven staan’. Het is een uitdrukking waar mijn nekharen nog steeds rechtovereind van gaan staan. Ik herinner me dit incident vooral nog vanwege hém, hij die ertussen ging staan en het me onmogelijk maakte voor mezelf op te komen.
Ik denk er nog zeer regelmatig aan en dan nog altijd ruik ik zijn angst. Niet dat ik het me niet kan voorstellen, ik weet wel wat van angst. Maar het is één ding als angst je eigen leven belemmert, het is een ander – en veel groter – ding als jouw angst een ander verlamt. Als jouw angst het een ander onmogelijk maakt om voor zichzelf op te komen, dan had je hem net zo goed zelf die spreekwoordelijke mep kunnen verkopen.
Een land gevangen in angst
Sinds kort zit ik weer op het social medium X/Twitter en daarom denk ik de laatste paar dagen weer constant terug aan dat incident uit mijn jeugd. Omdat ik die angst kan ruiken. Het barst er van de uitlokking, belediging en pure agressie. Met de verkiezingswinst van de PVV staan de sluizen nu wagenwijd open. Er is geen rem meer. Het is moeras van pure, onversneden moslimhaat en racisme. Daaromheen zit een dikke schil van flegmatiek; de nuchtere mensen. Het redelijke midden.
Dat het behoorlijk uit de hand loopt, dat begrijpt toch iedereen. Maar in die schil, daar zitten de goéde mensen, ze zijn ons neutrale baken. Te groot, te waardig om zich er écht mee bemoeien. Er zijn altijd twee kanten, heus niet alle PVV-stemmers zijn racistisch, het gaat ze vast om ‘echte’ problemen en niet om migratie – ook al zeggen ze zelf van wel. Geschokt zijn ze, dus zijn ze op zoek naar “verbinding, verbinding, verbinding”.
‘Verbinden’, ‘erboven staan’. Van hetzelfde laken een pak. Nietszeggende woorden, waarvan slechts de echo betekenis galmt: de-escaleren. Niets meer, niets minder. De-escaleren. Ertussen gaan staan. Ervoor zorgen dat er geen confrontatie komt, want stel…je zou er maar in betrokken raken. Ja en lullig genoeg, racisme raakt de meeste mensen toch niet écht, niet persoonlijk. Dus gaan ze ertussen staan en kom je niet om ze heen. Ze houden je vast, versperren je de weg en trekken je terug. “JE MOET ERBOVEN STAAN!”
Balanceren voor gevorderden
Niet schelden, niet emotioneel doen en vooral niet boos woorden. Netjes blijven, geen lelijke woorden. Geen beschuldigingen, niemand racist noemen. Het is vast niet zo bedoeld. Ook al slaat het ze keihard in het gezicht, zeggen PVV-stemmers het zelf, dan nog worden er naarstig allerlei redenen en motieven gezocht om de pijn te verzachten: het zal vast niet écht om racisme gaan..
De mens is ‘gelaagd’, natuurlijk hebben ze wel echte problemen en hebben ‘we’ gewoon nooit willen luisteren. Juist vanwege die problemen zijn ze anti-moslim of racistisch of geloven ze in de omvolkingstheorie. De toon van ‘links’ is zo pedant dat mensen geen andere keus hebben dan voor een racistische partij te stemmen. Het ligt aan alles en iedereen, maar niet aan racisme.
Het is een balanceeroefening voor gevorderden inmiddels, waarbij echt alles wordt aangegrepen om maar nog steeds niet te hoeven toegeven: Nederland is een diep racistisch land. Wie PVV stemt is een racist en een moslimhater. Ben je geen racist, dan stemde je geen PVV. Maar dat hardop zeggen, het blijft moeilijk. Je kan de angst gewoon ruiken.
Gekke verklaringen
Nu, tijdens het kerstreces, zou de tijd geweest zijn om de mensen van bijvoorbeeld Nieuw Sociaal Contract te laten weten dat een extreemrechts kabinet er niet moet komen. Maar het wordt steeds stiller. Behalve bij de onderzoekers van het Nationaal Kiezersonderzoek. Die hang naar vergezochte verklaringen om de platte werkelijkheid maar niet te hoeven of willen benoemen, noopte de onderzoekers ertoe voortijdig resultaten met het publiek te delen. Omdat “…mythes over de verkiezingsuitslag een eigen leven gaan leiden en worden overgenomen door onder meer media en politici.”
“We wilden laten zien dat dat het meest opvallende aan de verkiezingsuitslag is; dat die weinig opvallend is. Dat is belangrijk, omdat mensen dan niet meer naar gekke verklaringen hoeven te zoeken.”
Het Nationaal Kiezersonderzoek liet zien dat mensen vooral op de PVV stemden vanuit een eigen-volk-eerst-gevoel. “Wat alle PVV-kiezers bindt, is hun duidelijke afwijzing van immigratie en de multiculturele samenleving,” schrijft Walter Pauli onomwonden in de Knack. “De succesformule van Geert Wilders: ‘Eigen Volk Eerst’”. En zo is het. Kristof Jacobs, één van de politicologen die het Nationaal Kiezersonderzoek coördineert, vertelde in de NRC dat de resultaten van het onderzoek eerder werden gedeeld omdat de onderzoekers “wilden laten zien wat er niet klopte aan sommige verklaringen die meteen rondgingen”.
Stop dus met zoeken naar gekke verklaringen. Als mensen zeggen dat ze op de PVV stemmen omdat ze geen immigranten willen, dan bedoelen ze dat ze geen immigranten willen. Als ze zeggen dat ze willen dat alles wat niet wit Nederlands is moet assimileren, dan bedoelen ze precies dat. Nou, als Indo weet ik wel iets van assimileren en hoe intens racistisch dat in de praktijk uitpakt, maar dat terzijde. „In onderzoek naar beleidsprioriteiten blijkt dat een strenger migratiebeleid voor PVV’ers de hoogste prioriteit heeft. En niet bijvoorbeeld méér huizen. Dat is bij andere kiezers wel zo.”
Laf, bang landje
Ik schreef het eerder al: dit is het land van lafaards. Lafaards die bang zijn voor ‘de ander’, voor andere gebruiken, andere culturen en verandering. Lafaards die bang zijn voor conflict met die andere lafaards. Mensen die bang zijn voor confrontaties, voor hun medeburgers, voor alles en iedereen. Met de Koning voorop, die in zijn Kersttoespraak er voor één keer in zijn carrière echt toe had kunnen doen zijn toevlucht zocht in het laffe ‘verbinden’. Nederland is en blijft een laf en bang landje.
Maar kijk, het is één ding als angst je eigen leven belemmert. Het is een ander – en veel groter – ding als jouw angst een ander verlamt. Dus als je niet wil accepteren dat het hier om intolerantie, haat en racisme gaat, doe een stap opzij en ga uit de weg. Veroordeel niet de mensen die voor zichzelf opkomen en de confrontatie niet uit de weg gaan. Want zonder confrontatie, geef je jezelf over. Het is niet zachtmoedig of groots, maar intens laf. Als jouw angst het een ander onmogelijk maakt om voor zichzelf op te komen, dan had je hem net zo goed zelf die mep kunnen verkopen.
PVV is racisme, punt
Nu is het sowieso niet de tijd voor neutraliteit, we zijn er allemaal bij betrokken. Al-le-maal. Er is geen zijlijn. Je staat er niet boven. We zagen met de coronacrisis hoe snel en hoe gemakkelijk we kwetsbare mensen opofferen en de dood in drukken. Zelfs zoiets simpels als een mondkapje dragen was teveel moeite om een leven te redden. Allemaal te moeilijk. Ook zagen we hoe ontzettend rekbaar de Grondwet is en dat het niet zozeer gaat om de letterlijke tekst, maar om de beleidsvrijheid en de interpretatie van die rechten door beleidsmakers.
In een land met een extreemrechtse overheid, zijn vooral ‘die anderen’ kwetsbaar, denk je misschien. Het is al erg genoeg als je zo denkt, maar er komt een dag dat je zelf tot zo’n kwetsbare groep behoort. In zo’n land, waar kwetsbaren beschermen zelfs niet eens meer een streven is, is iedereen kwetsbaar. De Grondwet is extreem rekbaar. Zelfs mét Grondwet kan een regering je dood laten vallen, achterstellen, je vals beschuldigen van fraude en je leegtrekken, je kinderen afnemen en ga zo maar door. De Grondwet biedt op zichzelf geen bescherming. Als je er als bevolking niet op staat dat die bescherming geldt voor iedereen – ook al komt je dat niet uit, dan weet je dat grenzen verschuiven. En die zijn tijdens de coronacrisis een heel eind verschoven. Het blijft nooit bij die ene groep kwetsbaren of minderheden, know your history.
Er is nog nooit iets goeds gekomen van dergelijke machthebbers. Nog nooit. Zwijgen is geen goedaardigheid. Het is angst. En ze ruiken dat echt wel hoor. Dus, dit is niet de tijd voor eloquentie en ‘verbinden’, maar de tijd van confrontatie en benoemen. Keihard benoemen, benoemen, benoemen. Daar houden ze toch van? Dat Wilders zo onversneden de waarheid zegt? Nou dan. Goed voorbeeld doet goed volgen. Zeg mij na: Wie PVV stemt is een moslimhater en racist. Wie geen racist wil zijn, stemt niet op de PVV. Wie met de PVV een regering vormt is moslimhater en racist. Wie dat niet wil zijn, gaat niet met de PVV in een regering. Punt. En als je dat niet durft, ga dan in ieder geval uit de weg.
Over de auteur:
Ginny Mooy is antropoloog en schrijfster. Ze publiceerde onder andere de romans De Wil om te Doden, Moordjongens en Ana. Als antropoloog is ze gespecialiseerd in de problematiek rond kindsoldaten. In Sierra Leone was ik betrokken bij de bestrijding van ebola. Recent deed ze onderzoek naar de invloed van gedrag op de coronapandemie. In 2008 - 2009 schreef ze ook voor Sargasso.