Viering 50 jaar migratie onderstreept belang seculiere organisaties en behoefte migratiemuseum

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

ACHTERGROND - door Ewoud Butter

© Republiek Allochtoniè cover boek 50 jaar marokkaanse migratieOp tal van plaatsen in het land wordt dit jaar herdacht dat 50 jaar geleden met Marokko een wervingsakkoord werd gesloten. Vijf jaar eerder vond een vergelijkbare herdenking plaats van 50 jaar Turkse migratie. Er zijn twee zaken die opvallen: allereerst de grote belangstelling voor de migratiegeschiedenis. Daarnaast is het opvallend dat seculiere organisaties, geleid door eerste generatie migranten, de belangrijkste aanjagers van deze herdenkingen zijn.

Zelforganisaties werden ze genoemd of migrantenorganisaties. Er zijn honderden van deze organisaties geweest, meestal werkzaam op lokaal niveau, soms regionaal of landelijk. Een klein deel van deze organisaties bestaat nog steeds.

Enkele organisaties richten zich op de herkomstlanden, maar het merendeel is vooral bezig met het leven in Nederland.

Er zijn organisaties die zich op de gehele (lokale) gemeenschap richten, maar ook organisaties van en voor specifieke doelgroepen als vrouwen, jongeren, ouderen of mensen uit een specifiek deel van het land van herkomst. Daarnaast zijn er organisaties die zich op specifieke activiteiten richten (cultuur, religie, sport).

Seculiere organisaties

De invloedrijkste landelijke organisaties van de Turkse en Marokkaanse Nederlanders waren de eerste decennia de HTIB (Turks Nederlands) en het KMAN (Marokkaans Nederlands). Beide organisaties profileerden zich vanaf het begin op verschillende mensenrechtenthema’s zoals democratisering in de landen van herkomst, integratie en emancipatie van de eigen achterban in Nederland, verzet tegen ‘de lange arm’ uit Ankara of Rabat, strijd tegen racisme en verschillende vormen van discriminatie etc. etc. Er werden samenwerkingsverbanden aangegaan met mensenrechtenorganisaties, met vakbonden, met organisaties van vrouwen (als de HTKB en de MVVN) en LHBTI’s. De HTIB en het KMAN speelden vanaf de jaren ’80 bovendien een belangrijke rol in de Nederlandse anti-racismebeweging.

In de jaren ’90 keerde het tij: werden zelforganisaties of migrantenorganisaties in de jaren ’80 nog beschouwd als een ideaal middel om integratie te bevorderen, in de jaren ’90 werden ze steeds vaker gezien als bolwerken van zelfverkozen segregatie. Migrantenorganisaties kwamen steeds meer ter discussie te staan. Pasten ze nog wel in een beleid dat steeds minder categoriaal werd? Waren deze organisaties wel de bruggenbouwers die groepen konden bereiken die anderen niet bereikten of waren het subsidiesponzen die vooral met hun eigenbelang bezig waren? Ik heb zelf meerdere keren onderzoek naar deze organisaties gedaan en ben ervan overtuigd dat een groot deel van deze organisaties wel degelijk bevorderlijk was en soms nog is voor de emancipatie en integratie van de achterban, maar dat er zeker ook organisaties waren die een weinig positieve bijdrage hebben gehad  (Lees ook De zin en onzin van migrantenorganisaties).

Het categorale beleid ging in de jaren 90 op de schop, institutionele subsidies werden vervangen door projectsubsidies en organisaties die ondersteuning boden aan migrantenorganisaties werden wegbezuinigd. Veel zelforganisaties verloren hun eigen ruimte, konden hierdoor bijvoorbeeld geen spreekuur meer verzorgen en op den duur verdween ook een groot deel van de vaak seculiere organisaties. De religieuze organisaties bleven daarentegen wel overeind: zij voorzien meer in een primaire behoefte en weten gemakkelijker geld bij de eigen achterban los te maken om een eigen (gebeds)ruimte en een imam te financieren (zie ook het naslagwerk Zuilen in de Polder).

Veel van de oudere seculiere organisaties zijn inmiddels verdwenen. De behoefte onder tweede en derde generatie jongeren om zich op basis van de herkomst van hun (groot) ouders te organiseren is kleiner geworden en als ze dat wel doen, gebeurt dat eerder op grond van religie of in de vorm van tijdelijke ‘lichte gemeenschappen’.

De HTIB bestaat nog steeds, het KMAN is ter ziele gegaan, maar leeft sinds 1997 wel ten dele voort in het Euromediterraan Centrum Migratie en Ontwikkeling (EMCEMO), waar een deel van de voormalige KMAN-leden, waaronder oprichter Abdou Menebhi, nog steeds actief is.

De HTIB was in 2014 een grote aanjager van de succesvolle herdenking van 50 jaar Turkse migratie en Emcemo vervult die rol dit jaar bij 50 jaar herdenking van de Marokkaanse migratie, waarvan de voorbereiding twee jaar geleden al begon. Natuurlijk, er zijn veel meer organisaties betrokken bij deze herdenkingen, maar een landelijke rol vervullen de meeste van hen niet.

De HTIB en Emcemo wonen inmiddels al enkele jaren samen in het centraal gelegen en toegankelijke pand van de HTIB dat sinds een aantal jaren ook wel het Nelson Mandelacentrum wordt genoemd. Beide organisaties zijn nog steeds seculier en zetten zich nog steeds in voor dezelfde mensenrechten in binnen- en buitenland als 40 jaar geleden. Natuurlijk, er zijn accentverschillen: de HTIB besteedt bijvoorbeeld nu meer aandacht aan de Armeense genocide, terwijl Emcemo vanaf 2012 het bestrijden van moslimhaat is gaan agenderen. In het pand worden spreekuren gehouden en wordt ruimte gegeven aan beginnende maatschappelijke bewegingen en buurtorganisaties.

Ik zie heel veel punten die in aanmerking komen voor verbetering bij de beide inmiddels zowel inhoudelijk als in stijl wat verouderde organisaties, maar er zijn ook mogelijkheden. Zo zouden deze organisaties, en andere seculiere organisaties,  zich sterker kunnen profileren op onderwerpen waar altijd hun kracht lag, namelijk burgerrechten en mensenrechten.

Een andere mogelijkheid is dat beide organisaties serieus werk gaan maken van een  migratiemuseum.  De herdenkingen van 50 jaar migratie en de ruime belangstelling daarvoor op verschillende plekken, vooral in Amsterdam, maar ook daarbuiten, maken duidelijk dat er interesse bestaat voor een dergelijk initiatief.

Migratiemuseum

Een migratiemuseum gaat uiteindelijk veel grotere groepen Nederlanders aan. Bijna alle Nederlanders hebben wel een geschiedenis met migratie. Volgens de website vijfeeuwenmigratie heeft naar schatting zelfs 98% van de Nederlanders voorouders die niet in Nederland geboren zijn. Daarnaast zijn er vele Nederlanders die familie hebben die geemigreerd is. Een migratiemuseum maakt dit duidelijk: het draagt bij aan inclusiviteit, aan de erkenning van de bijdragen van migranten aan de Nederlandse samenleving, maar ook aan hun acceptatie als Nederlandse burgers als iedere andere burger.

Een migratiemuseum zou idealiter gevestigd moeten zijn in een stad die als aankomstplaats of vertrekplaats van veel migranten heeft gefungeerd. In Rotterdam of Amsterdam dus.

Er zijn verschillende musea die als inspiratiebron zouden kunnen fungeren: Ellis Island National Museum of Immigrationin New York, Angel Island in San Francisco, West End Museum in Boston, het Britse MigrationMuseum, L’Institut du Monde Arabe in Parijs, het Red Star Line Museum in Antwerpen, Musée de l’histoire de l’immigration in Parijs, het Nationaal Museum van Italiaanse Emigratie in Rome, etc etc.. Deze musea houden zich bezig met uiteenlopende activiteiten en beheren vaak een archief over migratie naar of vanuit dat land of gebied.

Wanneer HTIB en Emcemo, of andere organisaties, het initiatief zouden nemen tot een migratiemuseum, zouden ze samenwerking kunnen zoeken met bijvoorbeeld het Internationale Instituut voor Sociale Geschiedenis en zouden ze kunnen leren van The Black Archives die hun belangrijke collectie hebben gehuisvest bij een andere zelforganisatie, Ons Suriname.

Migratie vormt een wezenlijk onderdeel van onze geschiedenis, van ons heden en van onze toekomst. Het is een onderdeel van ons DNA en verdient een goed museum.


Dit artikel verscheen eerder bij Republiek Allochtonië.

Op deze Facebookpagina van het Landelijk Platform ‘Halve Eeuw Marokkaanse Migratie, een Gedeelde Geschiedenis’vindt u informatie over de achtergrond en de activiteiten van de viering.

Op de website https://50jaarmigratie.nl vindt u wanneer de tentoonstelling nog te zien is in onder andere Utrecht, Zaltbommel, Schiedam, Maastricht, Roermond, Venlo, Weert en Venray.

Ter gelegenheid van de viering is ook een boekje geschreven over 50 jaar Marokkaanse migratie. Hierin wordt niet alleen aandacht besteed aan de geschiedenis van 50 jaar migratie van Marokkaanse Nederlanders, maar ook aan het Nederlandse minderhedenbeleid en later het integratiebeleid in die 50 jaar. Dit boekje, geschreven door Ewoud Butter, Habib el Kadourri en Mick Evers en vorm gegeven door Hamid Oujaha is hier te lezen.

Reacties (1)

#1 kneistonie

Goed geplugd, Leeuw.