COLUMN - Het gebeurde in de afgelopen week een paar keer en ineens: mensen raakten aangebrand als ze door onbekenden met u werden aangesproken. Ik raakte in een discussie met iemand die beweerde dat de taalwetenschap allemaal onzin was, omdat ze ooit verplicht een cursus had moeten doen die haar niet beviel. Ik bevroeg haar over die cursus, en daarbij gebruikte ik het gevreesde persoonlijk voornaamwoord van de tweede persoon. U.
Mijn gesprekspartner reageerde als door een wesp gestoken: “Je hoeft niet zo pedant te doen!” Dat verbaasde me enorm, en toen bleek een andere Twitteraar haar te willen sussen door te wijzen op mijn doorgaans goede karakter: “Dat doet hij anders nooit?”
Het lijkt een van de vele botsinkjes die in het dagelijks leven veroorzaakt wordt door de grote verwarring waarin wij allen verkeren over je en u.
De grote lijnen zijn bekend: we komen uit een tijd – inmiddels al decennia geleden – waarin je u zei tegen onbekenden en hoger geplaatsten en je tegen mensen met een vergelijkbare status (ongeveer, want het is altijd ingewikkeld geweest). Dat hebben we losgelaten, en we zijn misschien vaker je gaan zeggen, maar u is er ook nog.
Afstand
Op Twitter zegt men je, dat heb ik natuurlijk ook wel in de gaten. Ik kijk er niet van op als een onbekende veertienjarige mij (een professor met een grijze baard) aanspreekt met je. Maar ik ben zelf geneigd om rectoren met nog grijzere baarden in eerste instantie met u aan te spreken. En dat geldt ook voor mensen met wie ik in discussie treed, zeker als het gaat om mensen die stellingen hanteren als ‘de taalwetenschap is onzin want ik heb een cursus gedaan die mij niet bevalt’. Zulke stellingen vind ik, laten we zeggen, enigszins prikkelend en om te proberen zo’n discussie niet meteen helemaal uit de hand te laten lopen, gebruik ik dan het respectvolle u.