De Nederlandse Amerikaan Ivo Daalder voert campagne voor een hernieuwde deelname van Nederland aan de strijd in Afghanistan in Den Haag. Het woord trainingmissie lijkt net zo’n verhulling als het woord opbouwmissie, maar dat is politieke mooipraat. De trainers zullen, net als de opbouwwerkers, scherfvesten en M-16’s moeten dragen, om een kans op overleven te hebben. En waarom zou de politie boeven moeten vangen, als je geen rechters hebt?
Maar doet Nederland mee of niet? Zelfs voor een ADHD kabinet is dat geen eenvoudige vraag. Om de Haagse politiek bij te staan, geef ik maar een redenering, zoals ik die zou volgen. De eerste regel is: je kunt wel een oorlog beginnen, maar wat wil je bereiken en hoe kun je hem stoppen? Als trouwe bondgenoot moet je daarvoor goed kijken naar de politieke bewegingen in Amerika, lees de recente verkiezingen en naar de militaire oordelen daarnaast.
Nederland was braaf lid van de “coalition of the willing”, toen het ging om Irak. Besloten werd dat een activiteit “hoger in het geweldsspectrum” nuttig was, al werd de deelname in Afghanistan later meer een opbouwmissie, om de PvdA over de streep te krijgen. Maar de “Dutch Approach” stelde wel iets voor: humanitaire inspanning heeft altijd zin. (zie mijn eerdere blogs over Afghanistan) Obama erfde twee oorlogen van Bush; hij beloofde een einde aan Irak, maar gaf onheldere en wisselende signalen over Afghanistan. Mijn interpretatie: de houwdegens in de USA moesten ook wat. Maar is er een helder oorlogsdoel? Generaal James Conway zegt: “we kunnen snel verliezen of langzaam winnen”. Voor een land dat zijn leven op grote voet met een snorrende dollarpers financiert, is dat geen vrolijke informatie. Maar nu zijn er ook nog verkiezingen geweest.