Ook heel persoonlijk naar mijzelf kijkend

Enthousiasme is misschien niet het eerste wat je verwacht van een boek over de retorische analyse van politiek taalgebruik. Maar de titel van Robbert Wigts boek over ‘de overtuigende taal van Mark Rutte’ heet Supergaaf, en het toont de premier in zijn kenmerkende schaterlach. Het is dan ook echt een boek dat het plezier laat zien in overtuigen. Dat komt door Rutte en het komt door Wigt. Rutte is volgens Wigt “misschien wel de verbaal meest begaafde premier uit de Nederlandse geschiedenis”, maar dat komt vooral ook doordat hij er zoveel lol in heeft. Hij heeft zich zijn hele leven bekwaamd in de kneepjes van het vak: met andere mensen omgaan, proberen met ze tot een akkoord te komen, proberen ervoor te zorgen dat dit akkoord zo goed mogelijk uitkomt voor jouw partij. Rutte vindt dat gaaf. Voor hem is communicatie daarbij niet in de eerste plaats een middel om een doel te bereiken – laten we zeggen: de wereld beter te maken –, maar een doel op zich. Hij kent de retorische trucjes, en hij geniet ervan ze te gebruiken. Robbert Wigt, behalve schrijver ook docent Nederlands in Amsterdam, geniet er dan weer van zulke trucjes op te sporen. Dat levert een heerlijk boek op: een kenner die vol liefde analyseert wat een man die houdt van zijn vak vermag. Allerlei grote momenten uit Ruttes carrière komen naar voren, al ligt de nadruk op de afgelopen jaren: de coronatoespraken, de episode zonder actieve herinnering, het interview met Mariëlle Tweebeeke over de nieuwe bestuurscultuur na de toeslagenaffaire. Steeds laat Wigt zien hoe sterk het allemaal in elkaar zit, hoe goed voorbereid Rutte steeds is en hoe hij tegelijkertijd steeds goed weet te improviseren. En hoe goed je dit allemaal kunt begrijpen als je iets weet van argumentatieleer en retorica. In het gesprek met Tweebeeke weet Rutte bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid steeds te delen met zijn collega’s. Tweebeeke spreekt hem daarop ook aan, maar Rutte ontkomt toch. Zelfs in een zin, schrijft Wigt, die begint met ‘ook heel persoonlijk naar mijzelf kijkend’ gaat het binnen de kortste keren over anderen: Maar ook heel persoonlijk naar mijzelf kijkend, want die overleggen tussen kabinet en fracties heb je al jaren, maar: wat heb ik zelf gedaan in die afgelopen jaren waar het betreft, u zei dat terecht net, die controle, die behoefte ook om de sfeer goed te houden en daardoor, en ook dat hoor ik terug van mijn collega’s, het risico dat die grote maatschappelijke debatten niet plaatsvinden in de Kamer, en niet alleen tussen de middenpartijen en de flanken, maar juist ook tussen VVD en GroenLinks, tussen CDA en Partij van de Arbeid. Overigens was het interview met Tweebeeke volgens Wigt waarschijnlijk een van Ruttes minder sterke momenten. Al kwam hij ook hier weer heelhuids uit te voorschijn. Een van Ruttes grote talenten is dat hij weet te suggereren dat hij altijd duidelijk is en zegt waar het op staat. Wigt laat dat goed zien: de talloze keren dat Rutte zegt dat hij iets ‘precies’ gaat zeggen, of dat iets ‘duidelijk’ is, of dat het ‘natuurlijk’ zo is, bijvoorbeeld. Rutte weet mist te verspreiden die aanvoelt als een strakblauwe lucht. Een heel bijzondere vorm is daarbij het ‘afpellen’ van wat de tegenstander zegt in het debat. Die vraagt bijvoorbeeld iets betrekkelijk eenvoudigs, maar de premier ‘pelt dat af’ door te suggereren dat er uiteindelijk allerlei vragen onder liggen, en dan alleen maar in te gaan op een van die vragen. Zo wordt de suggestie gewekt dat de vraagsteller niet helemaal duidelijk was en tegelijk de vraag ontweken. Een specifieke, kennelijk door een ambtenaar van Rutte bedachte strategie, is daarbij dilemma’s te benoemen : dilemmalogica wordt dat genoemd. Tijdens de coronapandemie zette Rutte deze regelmatig in: het volk werd niet openlijk één kant op geduwd, maar meegenomen in het dilemma: een lockdown is goed tegen de ziekte, maar natuurlijk voor heel veel mensen ook heel ellendig. Uiteindelijk werd op deze manier natuurlijk wel een keuze meegedeeld, maar het voelde als heel open. Toch weet Rutte ook juist onduidelijkheid in te zetten als retorisch instrument. Toen hem in 2015 werd gevraagd of Nederland in de vluchtelingencrisis ook meer mensen op zou nemen, net als Duitsland, wilde hij geen ja en geen nee zeggen. Hij sprak: Ik vind dat we als Europa vluchtelingen die niet in de regio worden opgevangen dat wij naar een situatie moeten dat je waar die regio zijn verantwoordelijkheid niet neemt bereid moet zijn op basis van uh contigentering resettlement met zekere regelmaat mensen naar Europa te halen… Als de journalist hem later vraagt waarom hij zo’n onmogelijk antwoord gaf, zegt Rutte: “Dan zenden jullie het niet uit.” Over het gebruik van de media had ik nog best wat meer willen lezen, daar zit misschien een beetje een blinde vlek bij Wigt. Hij begint zijn boek met een analyse van een interview met Marcia Luyten uit 2017 over de vraag of Rutte nu wel of niet de PVV uitsluit. Hij wil dat niet zeggen, maar wel dat de kans op samenwerking nul procent is.: Luyten: U sluit de kiezers niet uit, maar de facto pleit u eigenlijk wel voor een cordon sanitaire om de pvv heen. Rutte: Nee, dat zou ik heel onverstandig vinden, het uitsluiten van partijen, dat is iets wat de vvd níét doet, dat doen wij niet. Want dat betekent namelijk dat je tegen die kiezers zegt: we nemen u niet serieus. Luyten: Maar u zegt: de kans is nul, maar we sluiten ze niet uit. Dat is toch van tweeën één? Rutte: Uitsluiten betekent tegen de kiezers zeggen: uw problemen, uw bezwaren, u zoekt het maar uit. Luyten: Het gaat om de partij, u sluit de partij uit. Rutte: Ik sluit uit dat wij gaan samenwerken met die partij. Je kunt daar, met Luyten en Wigt, een retorische truc in zien: niet willen samenwerken met X is equivalent met X uitsluiten, maar door te doen alsof dat anders is, neem ik de suggestie weg dat ik inconsequent ben als ik eerste het ene zei en nu het andere. Maar ik denk dat Rutte beter aanvoelde dat de twee termen net niet helemaal equivalent zijn, zeker niet in een krantenkop of tweet: je kunt nu eenmaal niet met alle kiezers samenwerken, dus ‘Rutte werkt niet met PVV samen’ suggereert niet dat de partijnaam PVV staat voor alle individuele kiezers. ‘Rutte sluit PVV uit’, daarentegen, heeft wel de suggestie dat er iets moreel verwerpelijks is aan de partij en dat dit kan overslaan naar de kiezers. Rutte is hier niet alleen met de interviewer aan het spreken, of met de kijkers naar het programma, maar ook met degenen die er ergens anders een ultrakorte versie van te zien krijgen. Dat is óók een aspect van zijn talent. Hoe groot het talent is, blijkt uit het boek van Wigt, dat mij er in ieder geval van overtuigd heeft dat Rutte inderdaad misschien wel de taalvaardigste van alle Nederlandse premiers is geweest. Wat natuurlijk iets anders is dan de beste. Robbert Wigt| Supergaaf. De overtuigende taal van Mark Rutte. € 19,99 Mazirel Pers (Walburg Pers).

Foto: Herman (cc)

Politiek bedrijven met een *

Christoph Ploß is een Duitse politicus uit Hamburg die namens de CDU in de Bondsdag zit en daarvoor in september weer verkiesbaar is. Hij keert zich in zijn campagne tegen genderonderscheidingen in het taalgebruik . Het ‘gendern’ moet in officiële  instellingen worden verboden, vindt Ploß. We moeten gewoon weer schrijven en spreken over Ärzten in plaats van „Ärztinnen und Ärzten“ of „Ärzt*innen“, „Ärzt_innen“ of „Ärzt:innen“. Taal moet verenigen, niet splijten. Ploß verzet zich tegen een politiek die niet langer gaat over het algemeen belang, maar alleen nog over de bijzondere belangen van verschillende identiteitsgroepen in een verdeelde samenleving.

Het gaat Ploß niet zozeer om de praktische, esthetische of taalkundige kant van het genderspecifieke taalgebruik. Achter de gendertaal gaat volgens hem een identiteitspolitiek wereldbeeld schuil. ‘En dat wereldbeeld wordt ons via taalvoorschriften dwingend opgelegd.’ Op scholen wordt het een beoordelingscriterium. Op ambtelijke burelen een nieuwe plicht. Hij wijst er op dat het onderscheidende taalgebruik in Frankrijk al in de ban is gedaan. Enquêtes wijzen uit dat een meerderheid van de Duitsers de dwingend opgelegde gendertaal afwijst.  Volgens Ploß brengt ‘gendern’ op geen enkele manier het belangrijke doel van gelijkheid dichterbij. ‘Als dat zo zou zijn, zou discriminatie van minderheden volkomen onbekend moeten zijn in landen met niet onderscheidende talen zoals Hongarije of Turkije.’

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Foto: campact (cc)

Wat niet gezegd wordt

OPINIE - Discriminerende uitlatingen van politici kunnen bijdragen aan een onveilig klimaat voor minderheden. De verontwaardiging van collega’s daarover is vaak groter dan de bereidheid om het in alle openheid voor hen op te nemen.

In reactie op de dodelijke aanslagen van een rechtsextremist in Hanau waarschuwde de Nederlandse regering bij monde van de vicepremiers Wouter Koolmees (D66) en Hugo de Jonge (CDA) voor extreem taalgebruik. De Nederlandse bewindslieden sloten zich aan bij de Duitse president Frank-Walter Steinmeyer die op de dag na de aanslag zei: “We staan zij aan zij tegen geweld. En tegen de taal die mensen uitsluit en kleineert en die maar al te vaak voorafgaat aan het geweld.” De Jonge: “Taal doet ertoe. Ze kan verschillen uitvergroten óf overbruggen, samenwerking verhinderen óf mogelijk maken. Het is ieders verantwoordelijkheid te weten wat de gevolgen kunnen zijn.” Maar hij zei ook: “We moeten oppassen met een causale relatie leggen tussen taal en deze aanslag.” Alleen al de suggestie in een interview met een expert op het gebied van radicalisering en extreemrechts in Trouw leidde tot een stroom heftige haatmail, schrijft de hoofdredacteur.

Woorden en geweweld

Taal doet er toe, dat klopt. Taalgebruik schept een sfeer tussen mensen die kan binden maar ook afstand kan scheppen. Woorden kunnen emoties oproepen en zo de onderlinge verhoudingen verbeteren of verslechteren. Dat weet een kind. Dat bepaalde woorden voorafgaan een geweld betekent echter nog niet dat ze er de oorzaak van zijn. In de vaak heftige debatten op de Duitse televisie na de aanslag in Hanau verwezen sommige deelnemers wat al te gemakkelijk naar het taalgebruik van de AfD. Extreemrechts draagt met taal die mensen uitsluit bij aan een klimaat waarin doorgedraaide individuen geweld gebruiken. Maar dat klimaat is geen exclusief product van taalgebruik. Er is meer gebeurd om een voor minderheden vijandig klimaat te scheppen en de nette middenpartijen kunnen daarvoor evenzeer verantwoordelijk worden gehouden. Al was het maar door wat ze niet zeiden.

Gif

De Nederlandse middenpartijen hebben boter op hun hoofd, volgens NRC-columnist Zihni Özdil. Hij citeert uitspraken van premiers en andere politici die openlijk negatief reageren op etnische groepen, Turken, Marokkanen en vluchtelingen. Het klimaat wordt niet alleen door Baudet vergiftigd is zijn boodschap. De oproep van Koolmees en De Jonge zou ook in de eigen kring ter harte moeten worden genomen.

Maar laten we niet alleen aandacht besteden aan het gif. Taal kan mensen ook verbinden en uitsluiting tegengaan. Wat ik vaak mis in debatten en uitspraken van politici en anderen die de politieke opinie via de media beïnvloeden is een geluid dat bijdraagt aan rust in de onderlinge verhoudingen in deze multiculturele samenleving. Alles wat speelt rond migratie en de integratie van nieuwe Nederlanders wordt als probleem gezien. En dan niet een probleem van degene die er over oordeelt, maar een probleem van ‘de samenleving’. ‘Wíj hebben een probleem’. Oplossingen worden niet of nauwelijks geboden. Integendeel het wordt alsmaar moeilijker, we komen er niet uit, en u,burger, bent helaas de klos. Dat leidt tot een klimaat waarin het gif zich ophoopt.

Positief taalgebruik

Wat ik mis is een ondernemende houding en bijpassend taalgebruik gericht op oplossingen die mensen niet tegen elkaar opzetten. Wat ik mis als het over de multiculturele samenleving gaat zijn bijvoorbeeld verwijzingen van onze premier naar universele mensenrechten, internationale verdragen die daarop zijn gebaseerd en de verplichtingen van Nederland die daaruit voortvloeien. Wat ik mis is enig blijk van compassie voor de situatie waarin meer dan een miljoen vluchtelingen in de Syrische provincie Idlib zit, bekneld tussen het leger van Turkije, dat zich heeft gecommitteerd om iedereen tegen te houden en de oprukkende legers van Assad, gesteund door Rusland.Wat ik mis zijn positieve associaties van onze bewindslieden met de prestaties van migranten in Nederland, en ook het feit dat ze nodig zijn in de zorg bijvoorbeeld. Wat ik mis is de boodschap aan boze, verontruste burgers dat Nederland zeer wel in staat is oplossingen te vinden voor de problemen die al enkele decennia zo breed worden uitgemeten, zowel in de media als in de Tweede Kamer. Juist van de opinieleiders in de politiek en de media mis ik een positieve, kalmerende boodschap en een taalgebruik dat, zoals vicepremier De Jonge het uitdrukte, de verschillen overbrugt en de samenwerking mogelijk maakt.

[overgenomen van Free Flow of Information]
Foto: Alex Proimos (cc)

Identiteitspolitiek onder het mes

RECENSIE - Elma Drayer heeft een allergie voor slachtofferschap, schreef een recensent in de NRC. Kan me daar iets bij voorstellen. Tot voor kort was ze nogal eens te horen bij Tijs van den Brink’s radioprogramma ‘Dit is de dag’, dat bij mij vaak aanstaat als ik aan het koken ben. Elma hield zich daar bepaald niet in als mensen zich in haar ogen ten onrechte benadeeld of slecht behandeld voelden. Ze vond veel klachten overdreven, zeker als ze van links kwamen. Ik vond haar niet altijd even sympathiek, vooral door de manier waarop ze mensen die oprecht tegen onrecht opkwamen afzeikte. Maar ze had soms wel gelijk vanwege de onhandigheid waarmee iemand gevoelige kwesties in de openbaarheid aan de orde stelde.

In ‘Witte Schuld’ gaat Drayer helemaal los over de kwalijke kanten van de identiteitspolitiek, een uit de Verenigde Staten overgewaaide trend, zoals die tot uitdrukking komt in de standpunten van veel fanatieke antiracisten. Het boek bevat een aaneenschakeling van incidenten en uitspraken over zwart en wit die laten zien hoe het openbare debat in de afgelopen jaren te lijden heeft gehad onder moralistische, politiek correcte ingrepen die de vrijheid van meningsuiting ernstig hebben aangetast. Met als gevolg een ongezonde polarisatie in de openbare meningsvorming. In herinnering aan haar radio-optredens begon ik met enige scepsis aan haar boek. Maar ik moet zeggen dat ze bij een aantal aspecten van het actuele racismedebat de spijker op de kop slaat. Er is wel degelijk sprake van ontsporingen die een gezond cultureel en wetenschappelijk klimaat in de weg zitten.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: Roel Wijnants (cc)

Imema’s, nabo’s of streepjes-Nederlanders?

De begrippen ‘allochtoon en autochtoon’ hebben hun beste tijd gehad. Wat zijn alternatieven en wat kunnen we zeggen in alledaagse gesprekken?

Is imema het nieuwe woord voor allochtoon? Freek de Jonge zal in zijn verkiezingsconference gedoeld hebben op het besluit van de WRR en het CBS om in hun publicaties voortaan te spreken over ‘inwoners met een migratieachtergrond’ (Freek: ‘driepoot’) en ‘inwoners met een Nederlandse achtergrond (imena, ’tweepoot’). De tweedelingen ‘allochtoon en autochtoon’ en ‘westers en niet-westers’ zijn aan vervanging toe omdat:

De migranten zijn inmiddels zo verschillend qua herkomstland en migratiemotief dat ze niet meer onder de overkoepelende termen ‘allochtonen’ of ‘westers’ en ‘niet-westers’ zijn te vangen. Deze labels hebben daarnaast een uitsluitende en onderschikkende werking. De term ‘allochtoon’ (‘van een ander land’) is bovendien onjuist voor de tweede generatie om­dat die in Nederland is geboren.

Nabo’s en fobo’s

In het maartnummer van Sociologie Magazine vraagt sociologe Leen Sterckx zich af of de nieuwe termen nu wezenlijk anders zijn: het voorstel om ‘allochtoon’ te vervangen door ‘inwoners met een migratieachtergrond’ miskent immers nog steeds dat veel kinderen van migranten wel degelijk een Nederlandse afkomst hebben.

Sterckx bespreekt vervolgens het voorstel van socioloog Arjen Leerkes voor een dynamisch perspectief waarbij de gekozen benamingen moeten weerspiegelen dat “het in Nederland geboren en getogen zijn zorgt voor overeenkomsten ongeacht de herkomst van ouders”. Leerkes stelt voor te spreken over ‘nabo’s’ (native born) van Nederlandse (of Marokkaanse/…) herkomst en ‘fobo’s’ (foreign born) van Marokkaanse (of Nederlandse/…) herkomst.

Foto: Kiss in SoS-racisme, Parijs (2010) - Philippe LeRoyer, (cc)

Wachten op de trotse racisten

ACHTERGROND, ANALYSE - Hoe verhard de maatschappelijke discussie ook mag zijn, er zijn nog steeds geen mensen die het leuk vinden om racist genoemd te worden.

Mensen kunnen rustig volhouden dat een andere huidskleur nu eenmaal een indicatie is van domheid, of grapjes maken als een aantal witte sociaal zwakkeren een aantal kinderen van net aangekomen vluchtelingen intimideert. Sommigen tonen zich trots op het feit dat het lot van anderen hen niet interesseert wanneer ze op een afstand van meer dan 250 kilometer geboren zijn, of laten weten dat Arabieren ‘nu eenmaal’ zus of zo zijn. Dat zijn allemaal zaken die mensen tien jaar geleden niet zo snel in het openbaar zouden zeggen, maar de term racisme is kennelijk een stap te verm. De sprekers reageren vrijwel onveranderlijk als door een wesp gestoken zodra iemand zegt dat ze racistisch zijn.

Wat zegt dat over het begrip racisme? Waarom zijn er geen trotse racisten?

Melk

In de eerste plaats is het racisme natuurlijk een wetenschappelijke theorie, en wel een die geen hout snijdt: de theorie dat de mensheid kan worden onderverdeeld in een overzichtelijk aantal duidelijk van elkaar afgebakende groepen op basis van hun afkomst, rassen. Voor veel racisten is er bovendien een tweede deel van de theorie, die zegt dat sommige rassen superieur zijn aan anderen in bijvoorbeeld intellectueel of moreel opzicht. Doorgaans is het superieure ras dat van de aanhanger van de racistische theorie in kwestie.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Robert Falk (cc)

Van allochtoon naar Turkse Amsterdammer

OPINIE - Dilan Yesilgöz is van allochtoon plotseling Turkse Amsterdammer geworden, maar dat had ze liever niet gewild.

In Amsterdam is besloten dat het woord allochtoon niet meer gebruikt mag worden in beleidsstukken. Voortaan moet geschreven worden over Amsterdammers van buitenlandse afkomst. De tegenstellingen tussen allochtoon en autochtoon zouden in het maatschappelijk debat te scherp zijn geworden.

Deze wijziging wordt breed gesteund. Van links tot rechts, van voormalige allochtoon tot autochtoon.
Het woord ‘allochtoon’ , dat in de jaren ’70 geïntroduceerd werd en in geen andere taal vertaald kan worden, is volgens de meeste mensen stigmatiserend en heeft een negatieve klank.

De roep om het woord ‘allochtoon’ te verbannen is niet nieuw. In 2008 zei oud-minister Ernst Hirsch Ballin al dat dit woord niet langer gebruikt zou moeten worden omdat het een valse tegenstelling zou creëren. Vijf jaar later heeft Ballin zijn zin gekregen, het woord is verbannen.

Naar Amerikaans voorbeeld heten we vanaf nu Turkse of Marokkaanse Amsterdammers. Want categorisering blijft gewenst. De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling adviseerde het vorige kabinet in 2012 om te stoppen met registeren van de afkomst van allochtonen en hun ouders na de eerste generatie, maar minister Asscher meldde in zijn brief aan de kamer op 21 februari (2013) dat hij niet van plan is om te stoppen met deze registratie. De minister zegt betrouwbare en consistente informatie nodig te hebben over de positie die migranten en hun kinderen innemen in de Nederlandse samenleving.

Foto: -JvL- (cc)

Misleidend taalgebruik over Europa

OPINIE - Nederlandse politici voeden anti-EU stemming met misleidend taalgebruik en onvolledige voorstellingen

Nederland moet een groot aantal bevoegdheden terughalen uit Brussel, vindt CDA-leider Van Haersma Buma. Maar waar staat ‘Brussel’ nu eigenlijk voor in deze claim? Brussel is de plaats waar 27 landen met ministers en ambtenaren bijeenkomen om gezamenlijk besluiten te nemen over regels voor de oplossing van gemeenschappelijke problemen. Nederland zit in Brussel aan tafel. Alles wat uit Brussel komt is Den Haag gepasseerd. Het CDA heeft de afgelopen jaren als regeringspartner flinke invloed gehad op de Nederlandse stem in Brussel. Talloze ‘Brusselse’ besluiten zijn met instemming Den Haag en het CDA genomen. Buma zegt nu dus eigenlijk: ik wil nu niet meer wat ik vroeger wel wilde. Is dat een manier om het vertrouwen van burgers in de politiek terug te winnen?

Het debat over “de macht van Europa” is in Nederland van een bedroevend niveau en zit vol met clichés en misleidende voorstellingen. De verdeling van bevoegdheden tussen de nationale staat en de Europese Unie wordt terecht geagendeerd. Daar bestaan veel onduidelijkheden over die het draagvlak voor de Europese samenwerking nadelig beïnvloeden. Maar de vraag moet niet zijn: Nederland of Brussel, maar wat kunnen we beter zelf doen en wat moeten we samen met de andere lidstaten doen om het beste resultaat te bereiken? Als je niet verder komt dan de vraag waar over een bepaald onderwerp besloten moet worden, laat je de discussie over wat de beste oplossing is, waar de meeste voordelen zijn te behalen, en wat het meest effectief is, liggen. De simpele vraag ‘Den Haag of Brussel’ past alleen in Wilders’ anti-Europese frame. Hij zal in een debat over de machtsverdeling altijd uitkomen bij zijn stelling dat Nederland de EU moet verlaten. De andere partijen zullen zich gedwongen voelen de EU te verdedigen. En dat verliezen ze. Want ondertussen komen de eigenlijke vragen over de beste oplossingen voor allerlei vraagstukken op het gebied van economie, energie, sociale zaken, milieu niet meer aan bod.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Pas op je woorden!

foto: janinsanfran Flickr.com

De gruwelijke slachting die Anders Breivik op 22 juli heeft aangericht in Noorwegen heeft een reeks reacties (zoals deze en deze en deze) op gang gebracht waarin ook de toon van het politieke debat over immigratie, de multiculturele samenleving en de islam –wederom- in het geding wordt gebracht. Rechtse populisten zoals Wilders kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor de misdaden van een doorgedraaide terrorist. Maar hun ophitsende woorden, hun oproep tot strijd, hun doemscenario’s over het einde van de Europese cultuur zijn wel te karakteriseren als de smeerolie voor het doordraaien van vereenzaamde, in een extremistische ideologie gelovende gekken. Dus: pas op uw woorden, mijnheer Wilders en verwanten! De rechtbank heeft u weliswaar toegestaan vrijuit te spreken, maar zie eens wat er van komt….Zo kunnen Wilders’ critici die teleurgesteld zijn in de afloop van de rechtszaak de politicus alsnog op z’n plaats zetten.

Het is een begrijpelijke redenering. Maar het matigen van de toon is hooguit een oplossing voor degenen die zich ergeren aan bepaalde woorden, uitdrukkingen, aan niet politiek-correct taalgebruik. Het onderliggende politieke probleem, het rechtsextremisme, de xenofobie, het verzet tegen de bestaande en niet zo maar “af te schaffen” multiculturele samenleving zal er niet door verdwijnen. Integendeel. Onderdrukking van de uitingsvrijheid is de beste garantie voor het voortbestaan van ideeën en gevoelens. Een moreel appèl is onvoldoende in het geval van hardnekkige overtuigingen. De voedingsbodem voor geweld zit niet in woorden en uitdrukkingen van politici of ideologen. De voedingsbodem zit in angstgevoelens, tekort aan begrip van en grip op een veranderende, globaliserende omgeving en de frustratie over het niet gehoord worden. Daar komt dan nog als versterkende factor bij de eindeloze herhaling van xenofobe probleemdefinities in de media die als bevestiging van die gevoelens gaan werken, “frames” waar ook de tegenstanders van de PVV en aanverwanten zich vaak niet aan weten te onttrekken.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Over het belang van woorden

Gevangenen Guantanamo January 2002 (Foto: Wikimedia Commons/Shane T. McCoy)

Woorden zijn belangrijk in de politiek. In de mond van politici zijn woorden wapens zoals we in de Nederlandse politiek dagelijks kunnen zien: hoofddoekjes worden kopvodden en de verzorgingsstaat wordt een geluksmachine. Maar ook het omgekeerde is mogelijk: er zijn ook woorden die men liever niet in de mond neemt. Omdat het onderwerp niet altijd vermeden kan worden gebruikt men dan een eufemisme. Natuurlijk hebben politici niet het alleenrecht als gaat om de woordkeus: de journalistiek moet ook meewerken. Journalisten kunnen er voor kiezen of ze meedoen met het spel van de politici of niet. Als het goed is doen ze dat natuurlijk niet.

Afgelopen donderdag was de ‘284-voudige vrijspraak’ van Ahmed Ghailani in het nieuws op de volgende manier:

Het is een merkwaardige veroordeling: deze man is waarschijnlijk schuldig aan de dood van honderden mensen maar hij wordt tot levenslang veroordeeld omdat hij ‘heeft meegedaan met een samenzwering om Amerikaanse eigendommen te vernietigen’. Eigendommen? Niet alleen is de beschuldiging merkwaardig maar ook de gang van zaken rond zijn proces: hij is in al in 2004 opgepakt maar hij wordt blijkbaar pas nu veroordeeld, ruim zes jaar later. Om het nog vreemder te maken blijkt dat hij wordt vrijgesproken op 284 van de 285 beschuldigingen. Het is alsof men een schot hagel heeft afgeschoten: er zal dan vast wel één kogeltje raak zijn.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Volgende