Voornaamwoorden en de blauwe ogen van Mark Zuckerberg

Een gedenkwaardige bijeenkomst, gisteren, in het Nederlandse hoofdkantoor van Meta. Instagram wil in de aanloop naar ‘International Pronouns Day’ op 3 oktober aanstaande voor een aantal talen waaronder het Nederlands (bij Meta noemen ze dat ‘Nederlands/Vlaams’) de mogelijkheid bieden dat gebruikers hun eigen voornaamwoorden mogen kiezen. Voor het Engels kan dat al sinds mei vorig jaar, en kennelijk vond men dat bij Instagram nu zo’n succes dat het ook voor het Nederlands gebeurde. Opgetrommeld in een – verder overigens op maandagmiddag op het oog volkomen uitgestorven hoofdkantoor – waren vooral vertegenwoordigers van belangenverenigingen. Mij was de eer te beurt gevallen om deskundige te spelen. Belachelijk De sessie was nogal eigenaardig opgezet. De medewerkers van Meta toonden een lijstje van de ongeveer vijfenveertig voornaamwoorden die je kennelijk kunt kiezen in de Engelse versie (‘he/him/his/she/her/hers/they/them/theirs/ze/ve/thon’ en nog vele andere) en vroegen aan de aanwezigen of dit ook een goede lijst zou zijn ‘als deze vertaald zou worden’ in het Nederlands, alsof dat een eenduidige opgave zou zijn. De belangengroepen gaan nu de komende tijd een Nederlands lijstje maken. Er was vervolgens ook wel discussie over de vraag waarom je als gebruiker beperkt wordt tot zo’n vaste lijst. Waarom kun je niet helemaal zelf kiezen welk voornaamwoord je wil gebruiken? Als Instagram inclusief wil zijn, waarom zou het dan bepalen welke voornaamwoorden mensen wel of niet mogen opnemen in hun lijstje (niet alleen maar hij of zij, maar nog meer dan veertig andere vormen, oké, maar wie weet of dat genoeg is?) De medewerkers van Meta zeiden dat de reden was dat mensen anders dat voornaamwoordenveld zouden misbruiken om er belachelijke dingen op te schrijven (nazi) hoe groot de kans daarop was en of je daar dan niet op kon filteren, werd niet duidelijk. Bovendien zeiden de medewerkers tegelijkertijd dat je in je bio nog wel altijd alternatieve voornaamwoorden kon opnemen. Waarom je daar dan niet de boel belachelijk kon maken, werd niet duidelijk. Inspraak Eigenaardig genoeg leek ik als enige te zitten met een andere zorg: maakt zo’n verdeling in een aantal vaste categorieën het voor een bedrijf als Meta niet heel gemakkelijk om statistiek te doen, of de informatie over gebruikers met anderen te delen, al dan niet op een commerciële manier? En is het sowieso wel raadzaam om deze – vaak toch wat gevoelige – informatie over genderidentiteit in handen te leggen van een Amerikaans bedrijf met niet de allerbeste reputatie op het gebied van privacy? Maar de medewerkers van Meta zeiden dat ze volkomen betrouwbaar waren en zich altijd aan de wet hielden tenzij een regime toevallig een wet voorschreef die tegen de bedrijfspolicy inging. Dus er waren twee garanties: de blauwe ogen van Mark Zuckerberg. Omdat alle belangenorganisaties daarmee bleken te kunnen leven, deed ik ook er maar het zwijgen toe. Toch is hier iets vreemds, vind ik. Als de strijd is om ervoor te zorgen dat iedereen het deel van de eigen identiteit mag bepalen die wordt afgedekt door persoonlijk voornaamwoorden, waarom zou je er dan akkoord mee gaan dat een groot bedrijf dit voor de gebruikers bepaalt – ook al gebeurt dat met jouw inspraak? En als het hier gaat om deels kwetsbare groepen, en daarover is iedereen het denk ik eens, waarom laat je die dan zulke informatie delen met een bedrijf?

Foto: Elizabeth Hahn (cc)

Hoe uit taalcontact nieuwe taal ontstaat

COLUMN - Er is de laatste jaren in de taalkundige literatuur veel aandacht voor de gevolgen van taalcontact: wat gebeurt er als groepen sprekers van verschillende talen bij elkaar komen, bijvoorbeeld door migratie? Of wanneer sprekers meer dan één taal beheersen? Die talen beïnvloeden dan elkaar, en dit soort contact is waarschijnlijk een drijvende kracht achter veel taalveranderingen. Vooral als we in beschouwing nemen dat zulk contact zich ook kan afspelen tussen sprekers van sterk op elkaar lijkende taalsystemen, zoals dialecten. In dat geval spreken we wel van koinè-vorming, maar het is feitelijk hetzelfde verschijnsel op een kleinere schaal.

In een net verschenen artikel in de Language and Linguistic Compass geeft de Puertoricaanse auteur Cristopher Font-Santiago samen met twee Amerikaanse collega’s een overzicht over een verschijnsel in koinè-vorming dat pas de laatste jaren is opgemerkt. Zij noemen dat reallocatie: variatie die eerst puur regionaal was (in het ene dorp zei men iks in het andere eks) verdwijnt niet altijd per se als de sprekers uit die dorpen naar elkaar toe groeien en gaandeweg één taal of dialect spreken. Zowel iks als eks blijven bestaan, maar ze krijgen een verschillende functie: iks is bijvoorbeeld voortaan de deftige, geleerde vorm en eks de platte, boerse. De variatie is dus sociaal gemotiveerd geworden.

Boers Nederlands

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Foto: Foto Giammarco op Unsplash.

Zijn denken en communiceren hetzelfde?

Een van de vele discussies die de taalwetenschap al eeuwen splijt is die van de functie van taal. Dat de mens taal heeft, kost op zijn minst moeite – moeite om de taal te leren, moeite om de hersenen te pijnigen bij het zoeken van woorden, het plaatsen van die woorden in zinnen enzovoort. Waarom doen we dat?

Er zijn twee belangrijke kampen: taal is om in te denken, en taal is om te communiceren. De eerste school heeft evident het probleem dat we veel taal niet binnen in ons hoofd laten omgaan, maar dat we ook onze tong en lippen bewegen (of onze handen, in het geval van gebarentaal). De tweede school heeft het probleem dat er is aangetoond dat de structuur van taal minstens voor een deel lijkt te bepalen hoe we denken (zie bijvoorbeeld hier).

De Oostenrijkse taalkundige Martina Wiltschko komt nu in het tijdschrift Glossa met een mogelijke oplossing: taal is er zowel voor taal als voor denken.

Dat klinkt op het eerste oor wat flauw: de ene groep zegt A, de andere zegt B, en jij komt en zegt ‘het is allebei een beetje waar’. Maar Wiltschko biedt interessante argumenten. Ze laat bijvoorbeeld zien dat er in een zin vaak twee elementen zitten: elementen die een gedachte uitdrukken en elementen die gaan over de interactie met de gesprekspartner:

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Ras, gender en het centrale dogma van de taalkunde

Boekomslag Dat mag je ook al niet meer zeggen © Onze Taal

Er woedt een belangrijke maatschappelijke discussie over taal waarover je maar weinig taalkundigen hoort in het publieke domein: de discussie over hoe we allerlei identiteiten benoemen – discussie over wit tegenover blank, over slaafgemaakte, over non-binair taalgebruik, enzovoort: over de vraag in hoeverre de taal moet worden aangepast aan een veranderende sociale werkelijkheid.

Een reden waarom je er zo weinig taalkundigen over hoort, heeft volgens mij te maken met wat ik beschouw als het centrale dogma van de taalwetenschap, iets waarover vrijwel alle taalkundigen het, ondanks enorme verschillen op allerlei gebied, eens zijn:

Het centrale dogma van de taalwetenschap. Taal is een natuurlijk fenomeen. Ze verandert voortdurend, maar het is niet mogelijk om haar te veranderen.

Het centrale dogma gaat in tegen de manier waarop de meeste niet-taalkundigen taal zien: als een cultuurproduct, een instrument dat we hebben gemaakt, en dat je als liefhebber van de traditie liever niet maar als pragmaticus liever wel verandert. Volgens het centrale dogma zijn huidige pogingen om bijvoorbeeld genderneutrale taal in te voeren, vrijwel zeker tot discussie gedoemd. En veel meer dan dat valt er volgens dat dogma dan ook niet over te zeggen.

De taalwetenschap heeft overigens ook veel te danken aan het centrale dogma. Het is de grondslag van het relatieve succes van het vak in de afgelopen twee eeuwen – de visie dat je taal kunt zien als iets dat op de een of andere manier onderhevig is aan natuurwetten heeft tot veel resultaten geleid. De menselijke wil met al zijn grilligheid heeft er niet zoveel mee te maken. Het is trouwens ook echt lastig om voorbeelden aan te wijzen waar de taal veranderd is omdat de taalgebruikers dat beter vonden, vooral als je meeneemt dat soms autoriteiten natuurlijk invloed kunnen hebben op hoe mensen in het openbare leven spreken, maar dat de meeste taal in kleine kring of de beslotenheid van het eigen huis wordt gebruikt.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Hoe meer mensen een taal leren, hoe makkelijker die taal wordt

Wordt een taal gemakkelijker wanneer veel mensen haar leren? Daarover woedt al enige tijd discussie in taalkundige kringen. Aan de ene kant hebben mensen een bijna instinctieve afkeer van de gedachte dat je talen überhaupt op een schaal zou kunnen plaatsen van eenvoudig naar complex. Dat idee is in het verleden ook wel misbruikt om racistische gedachten te ondersteunen: simpele talen worden gesproken door simpele mensen. Bovendien is het idee van relatieve eenvoud in tegenspraak met wat we vinden: kinderen over de hele wereld doen er in grote lijnen even snel over om hun moedertaal te leren.

Aan de andere kant is het ook weer niet zo’n gekke gedachte dat een taal op een bepaalde schaal eenvoudiger wordt als buitenstaanders haar leren. Het is óók een ervaringsfeit dat veel naamvallen of ingewikkelde werkwoordvervoeging een taal moeilijker maakt als vreemdeling. Hier zit dus misschien een verschil tussen een taal leren als je moedertaal (L1 heet dat dan) of als vreemde taal (L2). Misschien zijn volwassenen minder goed in het leren van die eigenaardige kronkels die kinderen moeiteloos oppikken. Als er nu in een gemeenschap veel L2-sprekers komen, dan groeien nieuwe generaties L1-sprekers op terwijl ze veel ‘fouten’ horen. Die fouten maken het lastiger om dan het goede systeem alsnog op te pikken – je krijgt teveel tegenstrijdige informatie als kind. Op die manier zouden talen dus in ieder geval in sommige opzichten (zoals vervoeging en verbuiging) wel degelijk eenvoudiger kunnen worden. Verschillen tussen talen liggen dan niet aan de aangeboren intelligentie van de sprekers, maar aan de openheid van de samenleving.

Foto: JouWatch (cc)

de m/v/x

COLUMN - Vorige week werd ik uit mijn bed gemaild door een bekende woordenboekmaakster over de Van Dale. De kwestie m/v/x, daar moest toch eigenlijk iemand over schrijven! Ludo Permentier had er in januari al iets over gezegd in zijn column voor het INT, maar was dat genoeg?

Ik heb er nu een dag over nagedacht. Het lijkt me inderdaad niet genoeg.

Wat is er aan de hand? Bij persoonsaanduidingen zoals dokter of mentor staat sinds enkele jaren de aanduiding de m/v. Dit betekent: het lidwoord is de, en we beschouwen het woord als mannelijk én vrouwelijk. In de nieuwe, gisteren in Den Haag gepresenteerde, druk komt daar een x bij: dokter de m/v/x. Dat betekent dat je het als een niet-binair woord kunt gebruiken.

Wat voor probleem heeft Permentier hiermee? Dit is zijn uitleg:

Er [is] een verschil tussen een natuurlijk geslacht of gender (mannelijk, vrouwelijk of onbepaald) en een woordgeslacht of genus (de-woord mannelijk en de-woord vrouwelijk, of het-woord). Kort gezegd: geslacht is een kenmerk van mensen en dieren, genus is een kenmerk van woorden.

Dit is iets te eenvoudig gezegd. Een groot deel van de discussie over nonbinariteit gaat er immers vanuit dat je dat ‘natuurlijk’ geslacht in ieder geval voor mensen weer moet opsplitsen in een biologisch geslacht en een sociaal-psychologisch gender. ‘Onbepaald’ is in dat verband ook een wat ongelukkige term, meestal wordt natuurlijk precies hiervoor non-binair of genderneutraal gebruikt.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: LAD0T (cc)

Wie wat woke

RECENSIE - Ongelijkheid, achterstelling, discriminatie en vernedering zijn al eeuwenlang centrale drijfveren van emancipatiebewegingen. Het draait eigenlijk steeds om macht. De onderdrukte en achtergestelde betwist de macht van de onderdrukker. Die moet macht delen, op z’n minst, of geheel afstaan ten gunste van degenen die al eeuwenlang zijn vernederd, klein gehouden en niet konden delen in alle rijkdommen op aarde. We kennen uit de vorige eeuw socialisten, feministen, antikoloniale bewegingen, bewegingen voor gelijke burgerrechten en voor de emancipatie van homoseksuelen. In de nieuwe eeuw is daar vanuit de Angelsaksische wereld een allesomvattende beweging voor sociale rechtvaardigheid bijgekomen die met scherpe en principiële standpunten oproept alert te zijn voor alle vormen van sociale onrechtvaardigheid tegelijk.

Ontwaakt!

Een beweging kun je het eigenlijk niet noemen, schrijft de socioloog Walter Weyns in Wie Wat Woke. Er is geen sprake van een organisatie met leiders, noch van een gemeenschappelijk programma of zelfs een gemeenschappelijke ideologie. Afgaand op de beschikbare literatuur en de uitingen in de media noemt Weyns de woke cultuur een rommeltje met vele paradoxen. Toch probeert hij welwillend, soms ironisch, maar vooral kritisch grip te krijgen op de achtergronden en denkbeelden van die nieuwe emancipatiestromingen die het ‘Ontwaakt verworpenen der aarde…’ een 21e eeuwse inhoud proberen te geven. En hij is daar wat mij betreft zeker in geslaagd. Wie op een afstand de uitingen van de woke cultuur heeft gevolgd en moe is van de oppervlakkigheid en polarisatie in het debat krijgt van Weyns de nodige uitleg om een standpunt te kunnen bepalen.

Foto: copyright ok. Gecheckt 02-03-2022

Moraal met een accent

ONDERZOEK - Een trein rijdt heel snel op vijf mensen af. De trein heeft een probleem en kan alleen stoppen als er een zwaar object op het spoor wordt gegooid. Jij staat op een brug en er staat een heel dikke man naast je. De enige manier om de trein te stoppen is hem op het spoor te duwen. Hierdoor sterft hij, en red je de vijf mensen. Zou je hem duwen?

De meeste mensen vinden dit een lastig dilemma. Als je alleen maar rekent – een utilitaire moraal, heet dat –, moet je de dikke man naar beneden gooien: een winst van vier personen. Maar het gevoel komt in opstand: die ene dode die je zelf veroorzaakt, voelt lastiger aan dan de vijf doden die als het ware ’toch al’ zouden vallen.

Kameroens accent

Dat was al enige tijd een interessante kwestie voor filosofen om over na te denken, maar op een zeker moment zijn ook taalkundigen deze anekdote gaan inzetten. Zo ontdekten ze dat het uitmaakt in welke taal het dilemma wordt gesteld. Als ze het verhaal in een vreemde taal horen (die ze natuurlijk wel moeten beheersen) zijn mensen eerder geneigd de dikke man te offeren dan wanneer ze het in hun moedertaal horen. Datzelfde geldt, blijkens een artikel in Brain Sciences door Alice Foucart en Susanne Brouwer, voor buitenlandse accenten.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: © Marc van Oostendorp kindertekening huidskleur

Huidskleur

COLUMN - Schokkende dialoog met Nene (8 jaar), inmiddels 2,5 jaar in Nederland. We zijn samen aan het tekenen: een huis met daarin kinderen, haar favoriete onderwerp voor een tekening. Zij vraagt aan mij of ik een viltstift wil aangeven.

– Welke kleur?

– Huidskleur!

Ik geef haar een lichtbruine viltstift.

– Maar dat is geen huidskleur!

– Maar het is de kleur van jouw huid.

Nene heeft zwart haar en donkerbruine ogen, en een kleur die misschien nog iets donkerder is dan de viltstift.

– Nee, huidskleur is roze!

Dit idee krijg ik niet uit haar hoofd. Ja, de kleur van haar huid is lichtbruin en ze lijkt daar niet verdrietig om. Maar huidskleur is roze.

Er blijkt onderzoek over te zijn: in verschillende Europese taalgebieden speelt deze kwestie. Ik herinner me niet dat ik in mijn jeugd bepaalde potloden huidkleurig noemde, maar misschien was in mijn tijd het zo gewoon om roze potloden huidkleurig te noemen dat ik het me daarom niet herinner.

Waar komt het vandaan? De meeste kinderen in haar klas hebben inderdaad eerder een lichtroze teint, net als haar ouders – maar er zijn ook kinderen met juist een donkerder huid. Heeft er iemand iets gezegd? Is dit nu eenmaal de gewone manier om ‘huidkleurige pennen’ te zien op school? Of op de BSO? En: is het nu een slecht ding of niet? Misschien betekent het alleen dat Nene observeert dat ze afwijkt van het gemiddelde, en benoemt ze huid naar dat gemiddelde? Of leer je zo een echt racistische onderstroom kennen in die gemoedelijke klas?

Foto: majunznk (cc)

What is good enough for Jesus

COLUMN - Jaap Dieleman uit Zeewolde blijkt momenteel een van de grootste tijdschriftuitgevers van Nederland: miljoenen exemplaren van zijn tijdschrift worden gratis huis aan huis verspreid. Hij verkondigt er kennelijk een blijde boodschap in, want hij is een evangelist, maar dat is dan wel de blijde boodschap dat het einde der tijden aankomt, en dat het vaccin tegen corona daar een rol in speelt.

Mij was dat allemaal ontgaan, maar een journalist van De Stentor vroeg me eens te kijken naar zijn teksten. Dus bekeek ik het laatste filmpje op zijn site, en trad een wereld in die mij meestal ontgaat. Ik zeg er een paar regels over in het stukje dat de journalist schreef, maar eigenlijk niet het belangrijkste: taalanalyse helpt mij in ieder geval het fenomeen beter te begrijpen.

Conservatief

De titel van het filmpje is Not scared but prepared en aan het begin van zijn filmpje legt Dieleman uit dat dit Engels is en roept zijn kijkers op om zich niet van de wijs te laten brengen door dat Engels, want zo moeilijk is dat niet. Hij richt zich dus tot kijkers die het Engels mogelijk niet goed begrijpen, maar de vraag is dan waarom hij het überhaupt in het Engels doet. Later in het filmpje haalt hij er ineens zelfs de New King James Version bij, en leest een stukje uit de bijbel voor in het Engels.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Vorige Volgende