Wieleruitdrukkingen zijn er in alle soorten en maten. Ik ken geen ander jargon waar een 404 pagina tellend lexicon van is verschenen. ‘Van asfalteczeem tot Zoetemelk positie’ is de ondertitel van het ‘Groot wielerwoordenboek’, een uitgave van uitgeverij Thomas Rap, onder redactie van Marc de Coster de sportkaternen, wielerverslaggevers en het internet afspeurt, op zoek naar nieuwe woorden en uitdrukkingen.
Ik kan me zelf nog goed herinneren, dat ik zelf voor het eerst mee werd geconfronteerd: die harde, spottende taal. Ook de amateurs kunnen er wel wat van. Het was een avondcriterium ergens op de Veluwe. Ik sneed een van de vele bochten op die achtbaan verkeerd aan, en sneed daardoor een jongen af. Wat deze jongen precies zei weer ik echt niet meer. Ik herinner mij alleen nog de woorden ‘pannenkoek’ (volgens het Groot wielerwoordenboek: sukkel, zwakkeling) en ‘koekwaus’ (niet in het boek opgenomen, maar synoniem voor koekenbakker, mafkees).
De ongekroonde koning van de wielertaal is ongetwijfeld de veel te jong gestorven Gerrie Knetemann. In zijn hoogtijdagen werd hij de ‘Kretenman’ genoemd. Misschien wel zijn mooiste uitdrukking is ‘de martgelgang van Kromme Leendert’, waarmee de Kneet bedoelde dat het een enorm zware onderneming was die dag.
Een andere koning van het vak is de Vlaming Michel Wuyts. Voor de Belgische televisie doet hij fraaie uitspraken, als is zijn taal met de jaren naar mijn mening wat minder poëtisch geworden. Misschien moest dat wel van zijn bazen. Toch zijn er weinig uitdrukkingen mooier dan zijn ‘wriemeldans’ (voorbereiding van de massasprint, ooit geniaal in beeld gebracht door de Duitse regie van de ARD die in de ronde van Duitsland een paar coureurs een klein cameraatje op de fiets hadden meegegeven).