ACHTERGROND - Wat de weduwen van Srebrenica nog niet gelukt is, heeft de Rechtbank Amsterdam Marokkaanse en Turkse nabestaanden wel gegund: toegang tot de schatkist. Woensdag oordeelde de Amsterdamse bestuursrechter in een serie beroepsprocedures tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat de ingeboekte bezuinigingen als gevolg van het zogenaamde woonland-beginsel weer van tafel zijn. Het is onrechtmatig om de uitkeringen voor nabestaanden te verlagen omdat ze in een land wonen waar de kosten voor het levensonderhoud substantieel lager liggen dan hier.
De argwanende toeschouwer zal vermoeden dat er weer een of andere wereldvreemde rechter zijn eigen politieke overtuiging als een internationaal grondrecht verpakt heeft. De stap van medelijden met Marokkaanse weduwen naar verheven overwegingen over rechtszekerheid en eigendomsbescherming, is immers snel gezet. Maar wie de motivering van de rechtbank erbij pakt, ziet dat de uitspraak op veel steviger juridische grond staat. Europa heeft al sinds jaar en dag een zogenaamde Associatieovereenkomst met Turkije, en bij die overeenkomst hoort een Associatieraad. Die raad heeft in 1983 min of meer letterlijk besloten dat sociale voorzieningen niet mogen worden gekort omdat ze betaald worden aan iemand in Turkije. Sinds 1972 hebben we een verdrag met Marokko met letterlijk dezelfde inhoud.
De SVB probeerde zich nog te redden met het argument dat de uitkering niet beperkt werd met een gekorte betaling aan buitenlandse uitkeringsgerechtigden, maar dat de aanspraak lager vastgesteld werd voor iemand die in Turkije woont, waarna die lager vastgestelde aanspraak vervolgens ongekort wordt uitbetaald. Dat een rechter daar doorheen prikt, heeft niets met wereldvreemde opvattingen te maken. Ook het op zichzelf niet onredelijke argument dat de uitkering lager mag zijn als de humus goedkoper is, kan niet baten. Het was simpelweg ‘niet de afspraak’. Destijds was het kostenniveau in Turkije en Marokko ook al lager, terwijl ‘de verdragsluitende partijen – om hen moverende redenen – desondanks artikel 6 van Besluit 3/80 hebben vastgesteld.’