Als je dezer dagen nog niet cynisch bent, is er iets mis. Er komen vijftig mensen om het leven bij aanslagen in Londen en alles en iedereen in inlichtingen- en justitieland weet niet hoe vlug ze op hoge toon meer bevoegdheden moeten eisen.
In Europees verband werd al toegewerkt naar een bewaarplicht voor verkeersgegevens, maar er bestond nogal wat tegenstand om dat ook voor internetproviders te verplichten. Daags na de aanslagen werd vanuit Engeland alsnog geëeist dat deze gegevens worden bewaard. Even later kwam in Nederland het plan boven water om ten behoeve van politie en AIVD een soort “telefoonboek” van e-mailadressen en ip-adressen aan te leggen.
De AIVD heeft zich inmiddels ook bij de wens om verkeersgegevens te bewaren aangesloten en gezegd dat ze die gegevens willen gebruiken voor data-mining. Het gaat dus niet om het nazoeken met wie iemand die verdacht wordt eventueel gemaild heeft, het gaat om het zoeken naar verbanden. Een moslim die gezellig over het leven in Nederland aan het mailen is met een neef in Pakistan, is in zo’n geval bij voorbaat verdacht.
De AIVD hoeft tegenwoordig steeds minder van zijn gegevens in een strafklacht vrij te geven, zoals ook blijkt uit de rechtszaak tegen de van spionage verdachte AIVD-tolk. Zijn advocaten mogen niet weten wie de getuigen zijn, de getuigen mogen niets zeggen – want staatsgeheim – en de rechtbank heeft zelfs verklaard dat de verdediging niet mag opperen dat een andere AIVD-medewerker de staatsgeheimen wellicht naar buiten heeft gebracht. Zonder dat de rechtbank heeft gemeld waarom overigens. De advocaten in deze zaak hebben inmiddels de rechtbank hierom gewraakt. Er wordt zelfs overwogen de rechtszaak geheel achter gesloten deuren af te werken. Is dat nog te rijmen met artikel 10 van de Verklaring van de Rechten van de Mens: “Een ieder heeft, in volle gelijkheid, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie bij het vaststellen van zijn rechten en verplichtingen en bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde strafvervolging”?