Het is duidelijk dat het Westen in de crisis in de Kaukasus geen sterke positie heeft, en dit komt voor een flink deel door de houding ten aanzien van Kosovo, eerder dit jaar. Door actie te ondernemen tegen de Serviërs in de Kosovo-crisis in 1999 heeft de NAVO een groot, maar zeker gerechtvaardigd risico genomen. Een herhaling van Srebrenica moest koste wat kost voorkomen worden. Het erkennen van de onafhankelijkheid van Kosovo, eerder dit jaar, was daarentegen een fatale fout, omdat het een nieuw precedent schiep. Toen Slovenië, Montenegro, Macedonië, Kroatië en Bosnië zich afscheidden hield dat de ontbinding van de Joego-Slavische federatie in: het ging hier om deelstaten binnen een federale republiek. Kosovo daarentegen was onderdeel van de deelstaat Servië. Bovendien heeft Kosovo zijn onafhankelijkheid uiteindelijk verkregen door militair ingrijpen van buitenlandse mogendheden, die dit zonder duidelijke internationaal gerechtelijke onderbouwing hebben gedaan.
De Russen zijn woedend over de onafhankelijkheid van Kosovo, maar het heeft wel een precedent geschapen dat ze voor hun eigen twijfelachtige doeleinden kunnen misbruiken. Formeel gesproken zijn Zuid-Ossetië en Kosovo vergelijkbaar: semi-autonome gebieden binnen een voormalige deelstaat van een federale republiek, waarvan een deel van de bevolking onafhankelijkheid wil, en om dit te bereiken de hulp van een vreemde mogendheid inroept. Militair lijken de Russen, aan het einde van deze eerste ronde, oppermachtig, en een veroordeling van dit ingrijpen op grond van internationaal recht kan moeilijk worden vanwege Kosovo. De Russen kunnen in alle rust de politieke frustraties van de afgelopen twintig jaar uitleven op Georgië, met dank aan de politieke onhandigheid van het Westen.