Tegen ongelijkheid doet Rutte III keer niks
Het zal niet verbazen dat Rutte III geen grootse plannen heeft om ongelijkheid te verminderen. Kansengelijkheid, steun aan de armste en kwetsbaarste groepen, mensenrechten: het is hier een beetje geven, daar een beetje nemen, of erger, een stap vooruit en twee stappen achteruit.
Aan de hand van mijn eerdere korte serie over de aanpak van ongelijkheid in de verkiezingsprogramma’s bespreek ik de aangekondigde maatregelen in het regeerakkoord op het gebied van onderwijs, inkomen, vermogen en rechten. Drie uitspraken die Rutte III niet waarmaakt:
1: “De voornaamste ambities van dit kabinet liggen in de bestrijding van kansenongelijkheid…”
Het woord ‘ongelijkheid’ komt sowieso maar één keer voor in het akkoord, in bovenstaande zin (blz.9). Maar erg ambitieus wordt het niet. Ja, in lijn met het SER-advies, gaat er 170 miljoen euro naar vroeg- en voorschoolse educatie, wat moet zorgen voor een aanbod van 16 uur per week voor achterstandsleerlingen (wens D66). Het budget voor het onderwijsachterstandenbeleid wordt verhoogd met 15 miljoen euro per jaar, maar dat bedrag is lachwekkend laag als je weet dat er sinds 2006 zoveel is bezuinigd dat de regering in de afgelopen jaren 100 miljoen euro heeft kunnen besparen.
Die bezuinigingen zijn steeds gelegitimeerd door de definitie van ‘achterstandsleerling’ zo bij te stellen waardoor het leek dat het aantal achterstandsleerlingen was afgenomen. Realiteit is dat zo’n twintig procent van de leerlingen die extra onderwijs en aandacht nodig hebben buiten de boot vallen. Het regeerakkoord belooft dat ‘de verdeling wordt geactualiseerd’: het is een stap, maar echt ambitieus was geweest de omvang van het probleem te erkennen en een adequaat budget vrij te maken.