COLUMN - Wie in Amsterdam op D66 stemt omdat hij het helemaal gehad heeft met de landelijke koers van de PvdA, helpt de stad van de regen in de drup.
Meeliftend op het succes van Pechtold staat D66 op het punt van een doorbraak in de Amsterdamse politiek. Voor het eerst sinds decennia lijkt de PvdA niet de grootste partij te worden in de hoofdstad.
Dat mensen het volledig geschoten hebben met de PvdA, daar kan ik me iets bij voorstellen. Veel traditionele PvdA-kiezers zien, na het slikken van pijnlijke principiële zaken als de JSF en het strafbaar stellen van illegalen, staatssecretaris Jetta Klijnsma als triest symbool voor het mes in de rug van mensen in de bijstand en de Wajong. Als tegelijkertijd van rijkswege flinke bezuinigingen bij de gemeenten in de zorg worden opgelegd weten we het al: even geen PvdA.
Maar met D66 raken we in de hoofdstad naar ik vrees van de regen in de drup.
Op zich sta ik meestal wel sympathiek tegenover die partij. Humanisme, mensenrechten, een groene economie en aandacht voor ondernemend Nederland, dat zijn voor mij de positieve zaken van D66.
Maar helaas gaat dit nog altijd gepaard met een angstwekkend vertrouwen in marktwerking. D66 is landelijk gezien duidelijk rechtsaf geslagen, en ook in Amsterdam koerst de in naam zo pragmatische partij op een ideologie van naïef marktliberalisme.