Nieuwe Spaanse regering een gedurfd experiment
ELDERS - Spanje heeft na twee verkiezingen weer een nieuwe regering.
Wat Pedro Sanchez afgelopen zomer na moeizame onderhandelingen uiteindelijk niet voor elkaar kreeg was nu in recordtijd gepiept: een coalitie van zijn Spaanse sociaaldemocratische PSOE met de linkse alternatieven van Podemos. Omdat deze partijen in het parlement samen nog niet genoeg stemmen hebben voor een meerderheid was de goedkeuring voor de coalitie afhankelijk van een aantal kleinere, regionale partijen. Dinsdag behaalde de coalitie een meerderheid van slechts twee stemmen bij achttien onthoudingen, waaronder de stemmen van de linkse Catalaanse ERC. Erg stabiel kun je het niet noemen. Maar ook om een aantal andere redenen kan deze regering als een gedurfd experiment beschouwd worden.
Sinds het herstel van de democratie eind jaren zeventig kende Spanje nog nooit een coalitieregering. De Sociaaldemocraten en Conservatieven van de Partido Popular (PP) wisselenden elkaar af in regeringen die op een meerderheid in het parlement konden rekenen. Er is dus geen ervaring in het overeind houden van een coalitie. Daarbij komt nog dat de Sanchez het zal moeten rooien met een partij die is voortgekomen uit een opstandige beweging die juist een radicaal einde wilde maken aan alle ‘oude politiek’, inclusief de PSOE. Het mislukken van de onderhandelingen in september j.l lag dus meer voor de hand dan de overeenkomst die direct na de verkiezingen in november tussen de twee partijen werd gesloten. Sanchez en de voorman van Podemos, Pablo Iglesias, hebben kennelijk geleerd van hun aanvaringen deze zomer en, gegeven de winst van rechts bij de verkiezingen, eieren voor hun geld gekozen.